Scherp blijven op zuiverheid verkiezingsproces
We mogen weer. Wandelingetje naar stembureau, hokje rood kleuren, brief discreet dichtvouwen en in gleuf van stembus laten glijden. Haast achteloos verrichte handeling, fluitje van een cent.
Toch is het tevens een daad van diepe betekenis. In vrijheid mogen stemmen op de kandidaat van jóúw voorkeur is, historisch en internationaal gezien, een groot voorrecht. Nog altijd voeren in veel landen rond verkiezingsdagen omkoperij en dwang hoogtij. En ook wij Nederlanders hebben het met vallen en opstaan moeten leren.
Van dat laatste gaf woensdag Ron de Jong, samen met Niels van Driel auteur van het boek ”De Tweede Kamerverkiezingen in vijftig stappen”, op een symposium een heldere illustratie. In de 19e eeuw kregen kiezers hun stembiljet nog thuisbezorgd, zodat ze het aan de keukentafel konden invullen en enkele dagen later inleveren. Regelmatig kwam het in die tijd voor dat op een biljet te zien was dat een aanvankelijk ingevulde naam later was doorgestreept en vervangen door een andere, soms zichtbaar in een ander handschrift. Dat van de werkgever? De pater familias? De pastoor?
Geen wonder dat de wetgever vervolgens poogde deze vormen van ongewenste beïnvloeding uit te sluiten. Stemhokjes deden hun intrede: afgeschermde ruimten waarin kiezers, zonder pottenkijkers, ter plekke hun stem konden uitbrengen. Terwijl geheimhouding van de uitgebrachte stem in de wet werd vastgelegd.
In die tijd een hele vooruitgang, aangezien in volledige vrijheid te kunnen stemmen een van de meest essentiële kenmerken van een democratie is. En die vrijheid wordt, voor een deel althans, gewaarborgd door discretie en geheimhouding. Niemand kan mij dwingen op partij A te stemmen, want hij wéét eenvoudigweg niet op welke partij ik daadwerkelijk gestemd heb. Zelfs de leden van het stembureau hebben, als het goed is, geen flauw idee.
Interessante vraag bij dit alles is of dit centrale principe geschonden wordt door het sinds enkele jaren in zwang zijnde verschijnsel van de stemfies: in het stemhokje een foto van jezelf maken, waarop te zien is op welke partij en kandidaat jij hebt gestemd.
In het bepaald niet corruptievrije Italië vindt men dit laakbaar en gevaarlijk. Daar is het maken van stemfies in 2008 verboden.
Een puur liberale redenering verzet zich waarschijnlijk tegen dat idee. „Wat? Stemfies verbieden? Onzin. Het gaat erom dat in het geheim kúnt stemmen. Of je van dat recht gebruikmaakt, moet je zelf weten. Ik maak zelf wel uit of ik mijn uitgebrachte stem al dan niet rondtwitter.”
Maar dat argument gaat toch te kort door de bocht. In theorie maken stemfies het namelijk inderdaad weer mogelijk dat de ene burger ongeoorloofde druk uitoefent op de andere. „Zeg Piet, jij begrijpt toch zeker wel dat je niet op promotie hoeft te rekenen als je geen VVD stemt? Enne… wel even bewijzen via een stemfie, hè?” Of: „Annie, jij krijgt vijf euro van me als je op lijst 3 stemt. Ik overhandig je het geld als ik je stemfie heb gezien.”
Zo’n vaart zal het niet lopen? Hopelijk niet. Toch nog twee overwegingen die politici ertoe kunnen brengen zich er nog eens grondig op te bezinnen.
Hoe je hiermee omgaat, hangt voor een deel af van je mensbeeld. Wie erkent dat mensen van nature slecht zijn, moet ook zijn wetgeving, en zeker een cruciale wet als de Kieswet, hierop inrichten.
Wetgeving moet niet alleen op het contemporaine, maar ook op de toekomst gericht zijn. Is het denkbaar dat ‘foute’ partijen in de toekomst misbruik gaan maken van stemfies? Zo ja, dan is er nú een kans om preventief iets te ondernemen.
Soms moet de overheid de vrijheid van mensen een ietsepietsje inperken om hen tegen zichzelf te beschermen. Of om potentieel zwakken te beschermen tegen potentieel kwaadwillenden.