De Eersteling
1 Thess. 4:13b
„Doch, broeders, ik wil niet dat gij onwetende zijt van degenen, die ontslapen zijn, opdat gij niet bedroefd zijt, gelijk als de anderen die geen hoop hebben.”
Van deze opstandingsleer hebben wij volle zekerheid, omdat wij geloven dat Jezus gestorven en opgestaan is (vers 14). Het wordt als zeker aangenomen dat alle christenen dat weten en geloven. De dood en de opstanding van Christus zijn de grondwaarheden van het christelijk geloof en geven ons hoop op een zalige opstanding, want Christus, opgewekt van de doden, is de eersteling geworden van degenen, die ontslapen zijn, en daarom zijn ook niet verloren degenen die in Hem ontslapen zijn, 1 Korinthe 15:18, 20.
Zijn verrijzenis is de volkomen bevestiging van al wat in het Evangelie gezegd is en van al wat de Heere Zelf gezegd heeft. Hij heeft het leven en de onverderfelijkheid aan het licht gebracht. De staat en toestand van de gelovigen zal bij de wederkomst van Christus heerlijk en gelukkig zijn. Dit zegt de apostel tot de Thessalonicenzen door het woord des Heeren (vers 15), door goddelijke openbaring van de Heere Jezus. Want hoewel de opstanding der doden en een staat van toekomstig geluk ook deel uitmaken van het geloof der oudtestamentische heiligen, zijn deze in en door het Evangelie toch veel duidelijker geopenbaard. Door dit woord des Heeren weten wij dat de Heere Jezus van de hemel zal neerkomen in al de heerlijkheid en majesteit van de betere wereld (vers 16). Want de Heere Zelf zal met een geroep nederdalen van de hemel.
Matthew Henry, predikant te Chester (”Verklaring Nieuwe Testament”, 1714)