Kerk & religie

Robinson was een evangelieprediker voor verloren zondaren

Van kerkgeschiedenis kunnen we leren. Dat geldt ook voor vrij recente kerkgeschiedenis. Iemand die werkelijk wat te zeggen had maar in Nederland zo niet totaal dan toch vrijwel onbekend is, is de Amerikaanse theoloog William Childs Robinson (1897-1982).

dr. P. de Vries

17 May 2014 09:02Gewijzigd op 15 November 2020 10:46
Beeld Wikimedia
Beeld Wikimedia

Robinson groeide op in een gezin dat zich hartelijk verbonden voelde met de Southern Presbyterian Church (PCUS). Veel langer dan de Northern Presbyterian Church (PCUSA) bleef de gereformeerde leer bewaard in deze kerkgemeenschap. Kenmerkend voor de Southern Presbyterian Church waren haar grote nadruk op het feit dat Christus Koning van de kerk is en het geestelijke karakter van Zijn Koninkrijk in deze bedeling.

Voor Robinson waren de wetenschap dat God de Drie-enige God is en dat Hij Zich geopenbaard heeft in de Bijbel als Zijn onfeilbare Woord en daardoor tot ons spreekt, de centrale gegevens van het christelijke geloof en de uitgangspunten voor echte theologie. Het geestelijke karakter van de kerk betekende voor Robinson in de eerste plaats dat de verkondingen van het Evangelie aan verloren zondaren haar centrale taak is. Door toebrenging daarvan krijgt het Koninkrijk van Christus gestalte.

Diaconaal werk had de hartelijke instemming van Robinson, maar hij beklemtoonde wel dat zegen daarop tot het uiterlijk welzijn van de samenleving diende en niet als een teken van de komst van Gods Koninkrijk kon worden gezien. Het is niet in de laatste plaats door dit geluid dat Robinson ook nu nog actueel is. Nooit mogen we vergeten dat het Evangelie de boodschap is dat Gods Naam wordt verheerlijkt in de redding van zondaren van de toekomende toorn. Alleen geredde zondaren zullen eenmaal het Koninkrijk van God in heerlijkheid ingaan en mogen hier behoren tot het Koninkrijk van God in zijn kruisgestalte.

Biografie

Over Robinson verscheen dit jaar bij The Banner of Truth een prachtige biografie, samen met een bloemlezing uit zijn werken, geschreven door David Calhoun, een eminent kenner van het Amerikaanse presbyterianisme, (”Pleading Reformation Vision. The Life and Selected Writings of William Childs Robinson”). Daaruit heb ik een aantal gegevens ontleend.

De geboortegrond van Robinson bevond zich in North Carolina, maar hij was nog een kind toen hij met zijn ouders naar Columbia, South Carolina verhuisde. In Columbia was ook de oudste theologische hogeschool van de Southern Presbyterian Church gevestigd. Het grootste deel van zijn leven zou Robinson aan deze instelling verbonden blijven. Hij haalde daar als jongeman de graad ”bachelor of divinity”. Vervolgens ging hij naar Princeton Theological Seminary voor de graad van ”master of theology”. Vooral de colleges van Benjamin B. Warfield maakten op hem een diepe indruk. Later haalde hij als hoogleraar vaak in zijn colleges een uitspraak van Warfield aan: „Hoe meer we Gods heerlijkheid en gave en onze eigen zondigheid beseffen, des te dieper verwonderen we ons over Zijn genade en des te meer wensen we Zijn Naam te verheerlijken.”

Beroepbaar gesteld binnen de Southern Presbyterian Church aanvaardde Robinson in 1921 een beroep naar de presbyteriaanse kerk van Gettysburg, Pennsylvainia, een gemeente die behoorde bij de Northern Presbyterian Church. Gettysburg is in de Amerikaanse geschiedenis bekend omdat daar in 1863 na een zeer bloedige strijd de zuidelijke legers werden verslagen. Deze veldslag was het keerpunt in de Burgeroorlog. Gettysburg was niet alleen de eerste gemeente die Robinson als eigen predikant diende, maar ook de enige.

Liberale ontwikkelingen

In 1926 werd hij benoemd tot hoogleraar kerkgeschiedenis en homiletiek aan Columbia Theological Seminary. Het grootste deel van dit jaar was hij daar niet aanwezig, maar studeerde hij aan Harvard Theological Seminary. Daar behaalde hij de graad van ”doctor of theology” met een dissertatie over Columbia Theological Seminary en de Southern Presbyterian Church.

Tot aan zijn emeritaat in 1968 bleef Robinsons aan Columbia Theological Seminary verbonden. Geestelijk en theologisch voelde hij zich daar naarmate de jaren vorderden minder thuis. Dat gold ook voor de Southern Presbyterian Church. Liberale ontwikkelingen die zich al eerder in de Northern Presbyterian Church hadden voorgedaan, werden ook meer en meer in de Southern Presbyterian Church gevoeld.

Een vooraanstaand predikant uit de Northern Presbyterian Church die als gastspreker een lezing hield aan Columbia Theological Seminary, benadrukte dat ook hij orthodox was. Hij beleed de Drie-eenheid en Jezus Christus als gekruisigde en opgestane Heere. Toen Robinson hem na afloop van de lezing vroeg: „Was het welbewust of hoef ik er niets achter te zoeken dat u de maagdelijke geboorte van onze Zaligmaker niet noemde”, namen de meesten van zijn collega’s hem die vraag behoorlijk kwalijk.

Een van de tekenen van het veranderde klimaat was ook dat een door Robinson ingediende resolutie om zich als kerk publiek tegen abortus uit te spreken, in 1970 met overgrote meerderheid door de generale synode werd verworpen.

In 1973 ontstond er een nieuwe presbyteriaanse kerkgemeenschap die trouw wenste te zijn aan het presbyteriaans geestelijke erfgoed met de naam Presbyterian Church of America (PCA). De meeste predikanten en gemeenten van deze nieuwgevormde kerk kwamen uit de Southern Presbyerian Church. Ongeveer de helft van hen was opgeleid aan Columbia Theological Seminary en gestempeld door het onderwijs van Robinson.

Robinson zelf bleef tot zijn dood lid van de Southern Presbyterian Church, al had de PCA zijn warme belangstelling en meeleven. De vereniging van zijn geliefde Southern Presbyerian Church met de Northern Presbyterian Church in 1983 heeft Robinson niet meer meegemaakt.

In 1982 stierf Robinson. Zijn geestkracht was de tijd daarvoor al zwak geworden, maar tot zijn dood toe kon hij helder getuigen dat de toegerekende gerechtigheid van Christus zijn enige houvast was. Vermeldenswaard is nog dat Robinson op zondag van Pasen 1 april 1945 een dienst leidde waarin onder anderen 75 poliopatiënten aanwezig waren, onder wie de Amerikaanse president Franklin Delano Roosevelt. Een dag vóór zijn sterven, op 12 april 1945, ontving Robinson van de president nog een hartelijke bedankbrief.

Verlichting

John Leith, een van de vele studenten die Robinson heeft gehad en die een bekend kerkhistoricus is geworden, heeft opgemerkt dat Robinson het denken van de verlichting en van de negentiende eeuw nooit een plaats heeft gegeven in zijn theologie. Dat kwam niet in de laatste plaats daarin tot uiting dat hij zonder reserve de Bijbel als het Woord van God aanvaardde en hij aan de menselijke factor in de totstandkoming van de Schrift geen zelfstandige betekenis toekende. De menselijke factor mocht volgens hem nooit los worden gemaakt van de goddelijke inspiratie. De Bijbel is het onfeilbare Woord van God.

Robinson keerde zich dan ook tegen de tendens om de betekenis van de leer van de verbale Schrift te minimaliseren. Hij benadrukte dat de Bijbel het Woord van God is dat in de vorm van mensenwoorden tot ons komt. Hij wenste het persoonlijke en leerstellige en feitelijke karakter van het christelijke geloof en de Bijbelse boodschap niet tegen elkaar uit te spelen. De Heere Die een christen belijdt en liefheeft, is naar zijn stellige overtuiging geboren uit de maagd Maria, werkelijk opgestaan uit de doden, lichamelijk ten hemel gevaren en komt ook eenmaal lichamelijk weer. Steeds grotere bezwaren kreeg Robinson tegen de gedachte van een theïstische evolutie omdat deze zienswijze geen recht kan doen aan de realiteit van de zondeval zoals de Bijbel ons die tekent.

In zijn laatste boek, ”The Reformation. A Rediscovery of Grace”, brengt Robinson de centrale betekenis van de boodschap van de rechtvaardiging door het geloof voor de prediking en het geloofsleven naar voren. De gerechtigheid van Christus is niet iets puur uitwendigs, maar is altijd verbonden met de aanwezigheid van Christus in de gelovigen door de Heilige Geest. Het nauwe verband tussen geloofsleer en de praktijk van de godzaligheid was voor Robinson een aangelegen thema.

De Westminster Confessie achtte Robinson met de Institutie van Calvijn de diepste samenvatting van het christelijke geloof. Zijn waardering gold wel heel in het bijzonder de Korte Catechismus, vooral ook omdat die gemakkelijk te memoriseren was. Catechese achtte Robinson van groot belang. Hij spoorde studenten als predikant aan om kinderen al jong de Korte Catechismus, Bijbelteksten en gezangen uit het hoofd te laten leren. Zo wordt hun een schat toevertrouwd, zelfs al begrijpen ze de inhoud nog niet geheel. Later beschikken ze dan echter over een parate kennis die onder Gods zegen voor hen van grote betekenis mag zijn.

Aardig is te vermelden dat toen Robinson eens aan een student vroeg wie het hoofd van de Kerk is, de student met de woorden van de Korte Catechismus antwoordde: „Jezus Christus is het enige hoofd van de Kerk.” Daarop reageerde Robinson als volgt: „Dat moet je niet zeggen, geliefde broeder, je moet het uitroepen.”

Calvijn

Voor Robinson stond het bewaren van de geloofsleer niet los van de doorleving van de kracht van de Bijbelse boodschap waarvan Christus God Die mens werd en Die de gekruisigde en opgestane Heere is, de kern vormt. In aansluiting bij Calvijn zei hij dat wij telkens weer de inhoud van Genesis 3, Johannes 3 en Romeinen 3 moeten overdenken. Met grote instemming kon hij naar het gebed verwijzen waarmee Calvijn een van zijn preken over Jeremia besloot: „Mogen wij strijden hen tot de weg van zaligheid te brengen die nu nog verloren zijn, zodat Uw genade ver en wijd mag worden uitgebreid. Dat zo Uw zaligheid verworven door Christus, Uw eniggeboren Zoon gekend en omhelsd mag worden onder de volkeren.”

Ten aanzien van de Heilige Geest benadrukte hij keer op keer dat de Geest, Die de profeten en apostelen inspireert bij het ontvangen en neerschrijven van Gods Woord, aan de prediking van het Woord kracht geeft en onze harten binnendringt zodat wij de Schrift als Gods Woord tot ons leren aanvaarden en verstaan en op de Jezus als Zaligmaker leren vertrouwen. Goede prediking was voor Robinson meer dan goede exegese. Een echte prediker weet zich volgens hem in de prediking van de Heilige Geest afhankelijk en wenst zo het Woord aan de harten van mensen te leggen, opdat de Heilige Geest het gebruikt om harten binnen te dringen.

Zelfs de allerheiligsten hebben hun gebreken. Al getuigde Robinson dat voor God het onderscheid tussen blank en Afro-Amerikaans geen rol speelt, hij stond helaas wat weinig kritisch ten opzichte van rassenscheiding. Daarin heeft hij Warfield, de theoloog voor wie hij zo veel achting had, te weinig gevolgd. Warfield achtte rassenscheiding Bijbels gezien een veel ernstiger zaak dan slavernij. Ongeacht hun ras of afkomst, zo heeft Warfield telkens weer gesteld, moeten mensen welkom zijn bij een plaatselijke christelijke gemeente.

Sommige uitspraken die Robinson deed, roepen bij mij dezelfde gemengde gevoelens op die ik heb soortgelijke uitspraken van Kuyper. Er spreekt een oprechte liefde uit tot Christus en Diens allesomvattende heerschappij, maar ze mij toch wat te triomfalistisch. In onderscheid met Kuyper heeft Robinson zich wel veel meer toegelegd op het beoefenen van de deugd ootmoed. Robinson stond niet alleen bekend om zijn grote geleerdheid op meerdere terreinen van de theologie, maar ook om zijn bescheidenheid. Het eerste kan van Kuyper wel worden gezegd, maar het tweede niet.

Op zijn zeventigste verjaardag werd Robinson vereerd met een feestbundel met bijdragen niet alleen van geleerden uit de Verenigde Staten, maar ook uit een aantal Europese landen. We komen de namen tegen van zijn leerling John Leith, van T. F. Torrance, Oscar Cullman, F. F. Bruce en Joachim Jeremias. Wie enigszins thuis is in de theologische wereld weer dat de laatste drie prominente nieuwtestamentici waren. Al was Nieuwe Testament niet de leeropdracht van Robinson, het was niet verborgen gebleven dat hij ook op dit gebied bijzonder goed thuis was.

Ook twee zoons van Robinson leverden een bijdrage. William Childs Robinson jr. was hoogleraar Nieuwe Testament aan Perkins School of Theology, Southern Methodist University, en James McConkey Robinson hoogleraar religie aan Claremont Graduate School. In hun bijdragen komt al tot uiting dat zij niet in de voetsporen van hun vader gingen. Daarover heeft Robinson veel verdriet gehad. Toen een van zijn studenten eens een opmerking maakte over de grote eruditie van zijn zoons, antwoordde hij: „Bid maar veel voor mijn jongens.”

Tot besluit een uitspraak van Robinson uit het dankwoord dat hij hield na de overhandiging van de feestbundel. Hij was dankbaar voor het boek, maar vooral met de titel ”Soli Deo Gloria”, „want die woorden”, zo zei hij, „zijn dierbaar voor het hart van elke christen.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer