Heldere en hartelijke kerk mag hopen op toekomst
In een tijd waarin de geloofsoverdracht stokt, komt het aan op een heldere en hartelijke kerk, stelt mgr. dr. Gerard de Korte.
De overdracht van het christelijk geloof dreigt in onze dagen massaal te stokken. Je valt tegenwoordig niet van je geloof, maar je glijdt eraf: min of meer onbewust gaan de woorden en rituelen steeds minder voor je betekenen, tot je ineens beseft: „ik sta erbuiten.” Stefan Paas merkte op: „In meer dan een millennium werd Europa christelijk, en het werd seculier in minder dan een eeuw.”
Nu valt hier een belangrijke kanttekening bij te maken. Christenen past geen doemdenken, zo waarschuwde onlangs prof. dr. Herman Paul. En als het om existentiële zaken gaat, valt de gemiddelde Nederlander nog altijd terug op een christelijk begrippenkader, stelde cultuurtheoloog Frank Bosman. Maar ondanks deze terechte nuanceringen blijft het een niet te loochenen feit: het klassieke christendom is ‘uit’.
Hoe is het zover gekomen? In de verlichting voltrokken zich veel belangrijke ontwikkelingen, die ons wereldbeeld diep hebben gewijzigd. Na de Franse Revolutie stelden in de negentiende eeuw de grote meesters van het wantrouwen Marx, Darwin, Nietzsche en Freud dat God een menselijke projectie is, ontstaan uit een bepaalde vorm van vervreemding. Hun denken is in de laatste halve eeuw breed doorgedrongen.
Maar ik schat in dat voor veel mensen het godsgeloof bovenal wordt aangevochten door de realiteit van het kwaad. Hitler, Stalin, Mao en al die andere dictatoren konden op een fabrieksmatige wijze miljoenen mensen vermoorden, zonder dat de hemel ingreep. Maar ook: waar is God in de nood van een terminale moeder met jonge kinderen?
Veel tijdgenoten worstelen met de vragen van Job, maar volgen hem niet in zijn gelovige overgave. Talloze kerkmensen spreken liever alleen nog over hun geloof in termen van waarden, normen en deugden, in plaats van in termen van relatie en een biddende omgang met God. Ze kennen noch een open hemel noch een goddelijk fundament.
Klippen
Belangrijk is de vraag wat ons te doen staat. Trefwoorden zijn reorganisatie, bezuinigingen, parochiefusie, kerksluiting. Rustig op de winkel passen is ons niet vergund. Maar vooral hebben gelovigen juist nu behoefte aan inspiratie en motivatie. Daarbij moeten de twee klippen van aanpassing en isolement worden omzeild.
Geloofsgemeenschappen die kiezen voor aanpassing aan de cultuur hebben immers bijna nooit kinderen. Wie met de tijdgeest trouwt is snel weduwnaar, luidt een uitdrukking. Zowel theologisch als sociologisch lijkt mij dit derhalve geen vruchtbare optie. Maar isolement en rigorisme vormen evenmin een katholiek antwoord op de crisis. Een afgezonderde heilige rest is letterlijk antikatholiek en vormt ook de dood in de pot. Het christelijk geloof wordt dan snel steriel; folklore voor een kleine schare liefhebbers. Terecht vroeg de hervormde theoloog Oepke Noordmans aandacht voor „de schare.” Jezus is er niet alleen voor de leerlingen, maar ook voor het volk dat de Wet niet kent.
Tussen deze twee klippen door pleit ik, op formule gebracht, voor helderheid en hartelijkheid. De inhoud van het dogma moet worden bewaard, maar de taal waarmee het dogma wordt omschreven kan en moet zelfs veranderen. Het nieuwe kan binnen de christelijke theologie worden verwelkomd in een context van continuïteit. Zo kenmerkt het katholieke theologiseren zich door een organische ontwikkeling.
Wat vormt het helder kloppende hart van het klassieke katholieke christendom? De kerk heeft de opdracht om de God van Israël ter sprake te brengen, Die op het hoogtepunt van de tijd zichtbaar is geworden in Jezus Christus. Wij leven vanuit de relatie met de God van schepping en verbond Die in Jezus Christus in onze geschiedenis participeert en tot de dag van vandaag Zijn goede Geest uitzendt. Het katholieke christendom heeft dan ook alleen maar toekomst als de spiritualiteit van de Triniteit centraal staat. Hier ligt misschien wel de belangrijkste uitdaging voor de kerk van vandaag en morgen.
Gods genezende en verzoenende liefde in Christus vraagt ook om een liefdevol antwoord. Het moet gaan om een transformatie, een omvorming in Christus. Met de woorden van Johannes de Doper: Hij moet groter worden, ik kleiner (Johannes 3:30). De tweede grote uitdaging van de kerk is om mensen in te wijden in een leven van vriendschap met deze God. Christenen zijn geroepen tot navolging van Christus.
Hoop
In dit verband verwijs ik ook graag naar de naamgever van deze lezing, pater Titus Brandsma. Hij schreef: „Wij zijn niet geroepen om in het openbare leven grootse, opvallende of druk besproken dingen te doen. Wel zijn wij verplicht om de gewone dingen op grootse wijze te doen.” Heiligheid zat bij Brandsma niet in het verhevene en in het bijzondere, maar in het „liefdevolle alledaagse.”
In de huidige kwetsbaarheid van de christelijke geloofsgemeenschap in ons land is de deugd van de hoop letterlijk een geschenk uit de hemel. Die hoop is uiteindelijk geworteld in de trouw van God. Hij laat niet varen het werk van Zijn handen. Christus is de Weg en Hij leidt ons naar Gods toekomst.
De auteur is bisschop van het bisdom Groningen-Leeuwarden. Dit artikel is een redactionele bewerking en samenvatting van de Titus Brandsmalezing, die hij vandaag uitsprak in de St.-Stevenskerk in Nijmegen.