Term neofundamentalisme in SCP-rapport is gechargeerd
De term ”neofundamentalisme” in het SCP-rapport ”Geloven binnen en buiten verband” is geen accurate term, stelt prof. dr. Joep de Hart.
Eerst een misschien verrassende mededeling: het rapport ”Geloven binnen en buiten verband” gaat niet over ”neofundamentalisme” (Trouw). Het gaat evenmin over ”fanatieke christenen” (NRC Handelsblad).
Dat ik het begrip neofundamentalisme gemunt zou hebben is natuurlijk al helemaal onzin. Het begrip is al minstens honderd jaar oud. In de tekst van mijn boek wordt de term gebruikt onder verwijzing naar een discussie die daarover in de literatuur te vinden is (met daarbij onder anderen een Engelse socioloog die hem gebruikt). Maar voor alle duidelijkheid: ik voeg er daar aan toe dat ik de term „gechargeerd” vind. Het is vervelend –maar wel leerzaam– dat nogal wat aandacht zich vervolgens op de kwalificatie ”neofundamentalisme” dreigt te concentreren.
Ik vind dat je met kwalificaties als ”neofundamentalisme” en ”fanatisme” uiterst voorzichtig moet zijn, al helemaal in het hedendaagse Nederland. Ze zetten mensen op het verkeerde been. Dat een deel van de jeugd weer vaker naar de kerk gaat of christelijke geloofswaarheden onderschrijft, heeft natuurlijk helemaal niets te maken met bijvoorbeeld moslimradicalen – en dat is toch de suggestie die zo wordt gewekt. Het zijn vlaggen die op een ander schip thuishoren.
Het gaat noch in mijn interpretatie van de ontwikkelingen in de afgelopen decennia, noch in de tekst van mijn boek om ook maar iets wat neer zou komen op zaken als radicalisering of een militante afkering van westerse waarden.
Waar gaat het rapport dan wel over? Centraal staat een aantal grootschalige veranderingen van de afgelopen decennia in het Nederlandse religieuze landschap en wat die betekenen voor de staat van de godsdienst in ons land. Daarbinnen worden onder andere, als een opvallende ontwikkeling, aanwijzingen besproken die lijken te duiden op de sterkere kerkbinding en binding met de christelijke traditie onder de kerkjeugd. Wie een kerk een warm hart toedraagt en zich zorgen maakt over de toekomst kan zich niet beperken tot theologische of bestuurlijke overwegingen. Elke arts weet dat een adequate therapie begint met een goede diagnose. Daar zijn betrouwbare onderzoeksgegevens voor nodig.
Het Sociaal en Cultureel Planbureau is gespecialiseerd in grootschalige enquêteonderzoeken, die vaak al sinds tientallen jaren om het jaar gehouden worden. Hoeveel water in de diepste spelonken van iemands hart ruist, is langs die weg moeilijk in kaart te brengen. Maar heel veel dingen kun je mensen wel gewoon vragen: of ze weleens naar een kerk gaan, bijvoorbeeld, en wat ze daar meemaken. Of ze de Bijbel als Gods Woord zien. Of die een inspiratiebron voor ze is bij de opvoeding van hun kinderen.
Het is natuurlijk aanbevelenswaardig kwantitatieve analyses te combineren met kwalitatieve, waarin de deelnemers aan het onderzoek zelf aan het woord komen. Op het SCP doen we dat regelmatig door focusgroepen en interviews te organiseren rondom onze enquêtes. Daarbij is het goed ons te realiseren dat kwalitatieve gegevens –waarmee meestal gedoeld wordt op interviewuitkomsten– een belangrijke bron van informatie vormen, maar wel een die ook zo zijn beperkingen heeft.
Zo zijn gegevens die bij een klein aantal mensen zijn verzameld niet geschikt om op betrouwbare wijze de omvang van langetermijntrends onder de bevolking in kaart te brengen, om hele bevolkingsgroepen met elkaar te vergelijken, of te beoordelen of de situatie tussen landen verschilt (bijvoorbeeld Nederlanders vergeleken met Duitsers).
Wat de enquêtevragen betreft die zijn gebruikt, kan ik het voor een groot deel eens zijn met de kritiek. Wie zich uitsluitend baseert op de enquêtevragen die ooit, vijftig, zestig jaar geleden, opportuun waren, brengt voornamelijk in beeld wat aan het verdwijnen is, niet wat zich aandient of daarvoor in de plaats komt. Dat is dan ook de reden dat we op het SCP regelmatig nieuwe vragen toevoegen. Het is tevens de reden waarom bijvoorbeeld in het onderzoek ”God in Nederland” (dat al sinds 1966 plaatsvindt) in de meest recente editie een enorme batterij nieuwe vragen is opgenomen die beter lijken aan te sluiten bij de hedendaagse belevingswereld over bidden, spiritualiteit, transcendentie-ervaringen, et cetera.
Punt is wel dat die vragen (nog) niet op de langere termijn gesteld zijn en daarom beperkte, want recente, informatie verschaffen. Als we willen zien wat zich sinds de jaren zestig heeft voorgedaan, zijn we aangewezen op het onderdeel van de vragenlijst dat wel sindsdien steeds herhaald is.
Het belang van de belevingscomponent, het persoonlijk geraakt worden, is waar het SCP-rapport mee eindigt. Al sinds jaar en dag noem ik de ervaringsdimensie –naast de even onblusbare behoefte aan rituelen– als een aspect van religie waarvan de betekenis sterk is gegroeid en naar mijn verwachting in de nabije toekomst alleen nog maar verder zal toenemen.
De auteur is senior wetenschappelijk medewerker bij het SCP.