Rumoer rond onderscheid in kinderpardon
DEN HAAG. Jonge asielzoekers die onder toezicht van het Rijk staan, vallen onder het kinderpardon. Leeftijdsgenoten die bij een gemeente bekend zijn, komen er niet bij voorbaat voor in aanmerking. Dat moet anders, vinden tientallen burgemeesters. „Voor ons een stap te ver”, stelt de SGP-fractie in de Tweede Kamer.
„Het onderscheid is niet uit te leggen, want Rijk en gemeente behoren beide tot de overheid”, motiveert drs. S. Stoop (SGP), waarnemend burgemeester van Korendijk, zijn handtekening onder een petitie om de regeling te verruimen. Vanmorgen hadden 173 burgemeesters de oproep ondertekend.
Het kinderpardon betekent dat minderjarige vluchtelingen die voor hun 18e verjaardag minstens vijf jaar in Nederland hebben verbleven, niet meer uitgezet worden. Ze moeten wel aan bepaalde voorwaarden voldoen.
De Tweede Kamerfracties van VVD, PVV, CDA en SGP noemden de regeling aanvankelijk het belonen van asielzoekers die de vertrekplicht negeren. Hun vrees was dat veel vreemdelingen zullen proberen hun verblijf op te rekken, om zo voor de regeling in aanmerking te komen.
„Je moet als overheid voorkomen dat een kind wordt ingezet als ticket om een land binnen te komen en er te blijven”, zegt een woordvoerder van de SGP-fractie. „In het algemeen geldt voor pardonregelingen dat ze wringen met de eisen van rechtvaardigheid: er zijn mensen die zich aan de regels hebben gehouden en zijn vertrokken, en dan zou je nu degenen die dat niet hebben gedaan en hun procedure hebben gerekt, gaan belonen.”
De mediahype rond de Angolese asielzoeker Mauro Manuel ligt nog vers in het geheugen. Hoewel hij al jarenlang was uitgeprocedeerd, stelde een groot deel van de oppositie in de Tweede Kamer in 2011 alles in het werk om de jongen in Nederland te houden.
In 2012 werd het kinderpardon op aandringen van de PvdA opgenomen in het regeerakkoord. De VVD stemde er met tegenzin in toe, destijds in ruil voor strafbaarstelling van een illegaal verblijf in Nederland. Overigens hadden de linkse fracties in de Tweede Kamer er zonder deze afspraak wellicht een ruimer kinderpardon doorgedrukt. Door de pardonregeling hoefde ook Mauro Manuel het land niet meer uit.
Burgemeester Stoop –die in zijn eigen gemeente geen gevallen kent die voor het kinderpardon in aanmerking komen– zegt zich niet met het nationale beleid te willen bemoeien. „Ik heb alleen getekend omdat het aan asielzoekers niet uit te leggen is waarom je wel mag blijven als je onder toezicht van de landelijke overheid staat en niet als je bij de gemeente bekend bent. Het is wel schrijnend dat procedures zo lang duren en dat mensen zo lang in onzekerheid zitten.”
Zijn collega A. Aalberts van De Friese Meren tekent de brief niet. Hij is van mening dat zo’n oproep een politiek vraagstuk is dat op het bordje van het college of de gemeenteraad thuishoort. „De raad speelt hierin volgens mij geen rol”, reageert Stoop. „Strikt genomen zou je kunnen zeggen dat het een zaak van het college is. Ik heb daar niet bij stilgestaan, maar als eerstverantwoordelijke voor uitvoering van deze rijksregelgeving een signaal willen afgeven.”
Een aantal burgemeesters en vluchtelingen- en kinderrechtenorganisaties begon op 5 mei op initiatief van Defence for Children een campagne voor wat zij als een eerlijker toepassing van het kinderpardon beschouwen.
Kinderombudsman M. Dullaert hekelde al eerder het onderscheid tussen rijks- en gemeentetoezicht. „De kinderen die bij de gemeente bekend zijn, waren op school ingeschreven, gingen naar sportclubs, er was contact met een maatschappelijk werker. Zij waren dus wel degelijk in het zicht van de overheid”, stelde hij.
„Het Rijk is verantwoordelijk voor het asielbeleid, dus het is logisch dat alleen asielzoekers die onder rijkstoezicht staan onder het pardon vallen”, stelt de woordvoerder van de SGP-fractie echter. „De staatssecretaris heeft de bevoegdheid om in individuele gevallen uitzonderingen te maken. Daar zijn we steeds voorstander van geweest. Het gaat ons nu even te snel om rijks- en gemeentetoezicht gelijk te trekken.”