De doop
Titus 3:5b
„Maar naar Zijn barmhartigheid door het bad der wedergeboorte…”
Paulus spreekt over het geloof. Hij leert dat wij het heil reeds verkregen hebben. Dus hoe wij ook, in de zonde verstrikt, het lichaam des doods met ons omdragen, toch zijn wij zeker van ons heil, indien wij tenminste door het geloof zijn ingeplant in Christus overeenkomstig Johannes 5:24: Wie gelooft in de Zoon Gods is overgegaan uit de dood in het leven.
Even later echter, nadat het woord ”geloof” tussengevoegd is, zal hij erop wijzen dat wij in werkelijkheid nog niet verkregen hebben wat Christus door Zijn dood gewaarborgd heeft. Daaruit volgt, dat van Gods zijde ons heil vervuld is, waarvan de genieting wordt uitgesteld tot aan het einde van onze krijgsdienst. Dat is het wat ook elders dezelfde Paulus leert, dat wij in hope zalig zijn (Romeinen 8:24). Door het bad der wedergeboorte…
Ik twijfel niet of hij maakt althans een toespeling op de doop. Daarom laat ik graag toe dat de tekst wordt uitgelegd aangaande de doop. Niet omdat in het uitwendige zinnebeeld van het water het heil besloten ligt, maar omdat de doop ons het door Christus verworven heil bezegelt.
Paulus handelt over de betoning van de genade Gods, waarvan wij gezegd hebben dat hij bestaat in het geloof. Dus een deel der openbaring bestaat in de doop, namelijk in zoverre hij bestemd is om het geloof te bevestigen.
Johannes Calvijn, reformator te Genève
(”Zendbrieven van Paulus”, 1963)