Cultuur & boeken

Spotlight: Kiezen uit honderden oorlogsverhalen

Opdat wij niet vergeten, is het motto van veel oorlogsverhalen. Maar niet vergeten heeft slechts betekenis als we daardoor óók nadenken over ons eigen leven.

Enny de Bruijn
2 May 2014 22:00Gewijzigd op 15 November 2020 10:27
Schindler's fabriek in Krakau werd een museum dat de herinnering aan de holocaust levend houdt. Foto RD, Henk Visscher
Schindler's fabriek in Krakau werd een museum dat de herinnering aan de holocaust levend houdt. Foto RD, Henk Visscher

Ieder jaar verschijnt er in april en mei een stapel boeken over de Tweede Wereld­oorlog. Romans, wetenschappelijke studies, maar de laatste tijd vooral: ervaringsverhalen. Dat komt waarschijnlijk niet alleen doordat dat soort boeken in de mode is, maar ook doordat de tijd begint te dringen: de laatste veteranen en de laatste overlevenden van kampen zijn inmiddels oud. Als ze hun verhaal nog willen vertellen, moet dat nu gebeuren.

Het valt te waarderen dat schrijvers die verhalen opschrijven en uitgevers ze op de markt brengen. Maar voor lezers is het moeilijk: hoe maak je een keus uit die honderden, duizenden verhalen? Het lijkt op de vermoeidheid die je kan bekruipen als je in de adventstijd de veertigste preek over de vier vrouwen uit Mattheüs 1 aanhoort, of op de zondag na Pinksteren de vijftigste over Filippus en de kamerling. Je wilt het niet, je voelt je er schuldig over want het onderwerp verdient je volle aandacht, maar feit is dat er op een gegeven moment een soort verzadiging optreedt.

Je hebt het al zo vaak gelezen: de ellende van de oorlog, de honger, de martelingen, de executies, de hartverscheurende taferelen van geliefden, ouders en kinderen die van elkaar gescheiden worden om alleen de dood in te gaan. Het is te gruwelijk om je steeds weer opnieuw voluit in te leven. Dat wil je wel, omdat je het verplicht bent aan de mensen die niet alleen maar over zulke dingen lezen, maar ze aan den lijve mee­gemaakt hebben. Maar hoe meer je gelezen hebt, hoe moeilijker het wordt om écht geraakt te worden.

Henry Orenstein, Leon Leyson en Colombe Schneck moeten dus van goeden huize komen om de lezer voor zich te winnen. Als het gaat om vertellerskwaliteiten hebben ze alle drie heel wat in huis, en aan de kracht van hun onderwerp zal het ook niet liggen. Alle drie vertellen ze de geschiedenis van een Joods kind, schrijnend en indruk­wekkend. De vraag is alleen: maakt dat hun boeken uitzonderlijk genoeg, of is daarvoor nog iets anders nodig?

Orensteins boek, ”Ik zal leven”, is al wat ouder, in 1987 in het Engels verschenen, maar nu pas vertaald. Hij vertelt hoe hij als tiener in Polen zijn ouders verliest, in het kamp terechtkomt, en zich daar opgeeft voor een speciaal ”Chemiker Kommando” van scheikundigen en wiskundigen – in de hoop zo een betere kans op overleven te maken. Het is een heftig verhaal uiteraard, dat door zijn onderwerp de aandacht blijft vasthouden (dat is bij oorlogsboeken nooit een probleem), maar heel goed geschreven is het niet. Te wijdlopig, te veel details, te weinig lijn en beschouwing.

Op dat punt doet Leon Leyson het beter. Zijn boek is dunner, strakker geschreven en wie erin begint te lezen, kan het niet meer neerleggen. Hij is pas tien jaar als de Duitsers Polen binnenvallen, ook hij komt in het kamp terecht, maar zijn bestaan neemt een wending als hij en zijn familie werk krijgen in de fabriek van Oskar Schindler – de man die dankzij de film ”Schindler’s List” wereldberoemd werd. Dankzij zijn goede contacten met nazi’s en SS’ers weet Schindler een grote groep Joden tot het eind van de oorlog in leven te houden. Leyson is de jongste van hen: hij is zo klein dat hij op een kist moet staan om de machines te kunnen bedienen.

Het verhaal van Leyson, postuum verschenen (hij overleed vorig jaar), is ontegen­zeggelijk een verhaal dat veel lezers zal aanspreken. Maar uiteindelijk lijdt zijn werk een beetje aan hetzelfde probleem als dat van Orenstein: hij vertelt een verhaal waarin de gebeurtenissen elkaar opvolgen, het ene na het andere opmerkelijke of ontroerende of afschrikwekkende feit. Opdat wij niet vergeten, dat is het motto waaronder zulke schrijvers schrijven, en dat is natuurlijk iets om ter harte te nemen.

Maar waarom mogen we hun verhalen eigenlijk niet vergeten, terwijl we dat wél doen met de levensverhalen van mensen die minder schokkende dingen hebben meegemaakt? Is dat omdat de schijnbare zinloosheid van te vroeg beëindigde levens zinvol gemaakt kan worden door erover te lezen en te schrijven? En hoe leggen we dan het verband met de zinvolheid van ons eigen bestaan, hoe laten oorlogsverhalen ons als lezers nadenken over ons eigen mens-zijn? Dat is de vraag die elke schrijver van een oorlogsboek beantwoorden moet.

Orenstein doet dat nauwelijks, die heeft het zo druk met alle feiten vertellen dat hij aan bespiegelen niet toekomt. Als lezer kom je dan niet verder dan: wat was dat allemaal verschrikkelijk. Leyson gaat een stapje verder door te benadrukken hoe de keus van één mens het kwaad kan keren – zodat we allemaal verantwoordelijk zijn voor wat we kiezen in het leven. En Colom­be Schneck gaat nog verder.

Haar uitstekend geschreven verhaal is het meest eigentijds: zij is een jonge vrouw van nu die op zoek gaat naar het oorlogs­verleden van haar Joodse familie en speciaal naar het lot van het kleine meisje Salomé. Over Salomé werd in de familie niet gepraat, en daar was een goede reden voor. Die rode draad houdt je als lezer gevangen: je wilt net zo graag als de schrijfster weten wat er nu écht met dat meisje gebeurd is. Het zet je ook aan het denken: soms moet een mens uit twee kwade dingen kiezen – wat doe je dan? ”Salomé” is het verhaal met de minste gruwelijke details, maar met de meeste mogelijkheden tot bezinning. Ook al blijft de moraal uiteindelijk erg beperkt en horizontaal: kies voor het leven, probeer naar de toekomst te kijken.

Elk van deze boeken zal zijn weg naar de lezer wel vinden, want elke nieuwe generatie moet het allemaal weer voor het eerst horen – en dan maakt het niet eens zo veel uit welk verhaal je pakt. Als je naast al die simpele ervaringsverhalen in elk geval maar de klassiekers kent: Anne Frank, Etty Hillesum, Corrie ten Boom, Floris Bakels, dat soort boeken. Dat zijn verhalen die boven het anekdotische uitgaan, juist omdat ze nadenken over de zin van het leven.

”Salome. De zoektocht naar een verdwenen kind”, Colombe Schneck; uitg. Cossee; ISBN 978 90 5936 471 4; 160 blz.; € 18,90.”De jongen op het houten kistje”, Leon Leyson; uitg. Meulenhoff Boekerij; ISBN 978 90 225 6946 7; 222 blz.; € 17,95. ”Ik zal leven”, Henry Orenstein; uitg. Gideon; ISBN 978 90 5999 040 1; 346 blz.; € 19,95.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer