Syrische vluchtelingen moedeloos
De buurlanden van Syrië worstelen met het probleem van een niet-aflatende stroom vluchtelingen richting hun grondgebied. Ze gaan daar heel verschillend mee om.
Zowel in Turkije, Libanon als Jordanië wordt het aantal Syrische vluchtelingen op ruim 1 miljoen geschat. Het is opvallend dat de autoriteiten in deze drie landen een zeer verschillend beleid voeren om deze vluchtelingenstroom in goede banen te leiden. Terwijl de Syrische vluchtelingen in Jordanië worden opgevangen in grote vluchtelingenkampen die ze in principe niet mogen verlaten, koos Libanon ervoor geen vluchtelingenkampen op te zetten. Uit vrees voor een herhaling van het Palestijnse scenario, waarbij een tijdelijke opvang uiteindelijk resulteerde in een permanent verblijf.
In Turkije zijn officieel ruim 600.000 Syriërs geregistreerd in opvangkampen, maar veel Turken zijn ervan overtuigd dat de werkelijke aantallen veel hoger liggen. Tijdens mijn verblijf vorige week in Istanbul leken deze vermoedens bewaarheid te worden. Ik had een kamer op de vijfde verdieping van een hotel in de wijk Taksim en reeds de eerste dag bleek dat vrijwel alle gasten op deze etage Syriërs waren.
In de lift van mijn hotel ontmoette ik Miriam en Khalid. Ik was in het gezelschap van een christelijke Jordaanse vriend en Miriam en Khalid, die broer en zus bleken te zijn, hadden ons in de lift Arabisch horen spreken. Ze zeiden echter niets. Groot was onze verbazing toen we ongeveer een halfuur later door dit tweetal in een café werden aangesproken. Miriam en Khalid bleken christenen uit de Iraakse stad Basra te zijn. Zij waren in 2004 naar Damascus gevlucht. Ze hadden ons in de lift Arabisch horen spreken, maar het kruisje dat mijn Jordaanse vriend om zijn hals droeg bleek de doorslag te hebben gegeven om ons aan te spreken.
Het levensverhaal van Miriam en Khalid werd een triest relaas waarin vluchten en „altijd de koffers klaar hebben staan” een rode draad bleken te vormen. In Basra hadden ze altijd probleemloos in een overwegend sjiitische wijk gewoond, maar na 2003 zou alles veranderen. Er werden gewapende sjiitische milities geformeerd die de christelijke vrouwen dwongen zich te sluieren. Ergens in de zomer van 2004 bleek op de deuren van door christenen bewoonde huizen een kruis te zijn geschilderd. In de daaropvolgende dagen zouden vrijwel alle christenen uit voorzorg Basra verlaten en Miriam en Khalid kwamen in Damascus terecht, waar ze een huis kochten.
Enkele maanden nadat in het voorjaar van 2011 de problemen in Syrië begonnen, verkochten beiden reeds hun woning om verder naar Istanbul te trekken. Ze vertelden mij dat ze vanaf het allereerste begin ervan overtuigd waren dat „het fout zou gaan in Syrië” en besloten dit niet af te wachten. Sinds hun aankomst in Istanbul hadden ze reeds bij negen verschillende westerse ambassades hun papieren ingediend om te emigreren, maar hun verzoek werd telkens afgewezen.
Recentelijk deed in Istanbul het gerucht de ronde dat Zwitserland zijn grenzen zou openen voor Syrische vluchtelingen. Miriam en Khalid, die zich als Syrische én Iraakse vluchtelingen beschouwden, bezochten onmiddellijk de Zwitserse ambassade en wachten nu vol spanning voor de zoveelste keer de uitslag van hun verzoek af.
Ze zeiden echter iets opvallends, dat ik de daaropvolgende dagen van letterlijk alle Syriërs zou horen. Ze hadden van kennissen die reeds in Europa woonden het advies gekregen om vooral Nederland te mijden „omdat de Nederlanders vreselijk racistisch zijn geworden. Buitenlanders zijn in Nederland niet langer veilig.”
We wandelden samen terug naar ons hotel en zagen op een aantal plaatsen bedelende vrouwen met kinderen op straat zitten. De vrouwen zwegen en toonden de voorbijgangers slechts hun paspoort, dat Syrisch bleek te zijn. Niemand keurde hun echter een blik waardig. Volgens Miriam en Khalid had de publieke opinie in Turkije zich aanmerkelijk verhard jegens de Syriërs in hun midden.
Mahmud was een andere hotelgast die ik aan de ontbijttafel ontmoette. Mahmud bleek een soennitische moslim uit Aleppo te zijn die vorig jaar met zijn familie naar Turkije was gevlucht. Met de financiële steun van zijn familie was hij erin geslaagd in Istanbul een zaak te openen waarin met de hand vervaardigde kunstwerken worden verkocht. Hij nam me mee naar zijn winkel bij de Egyptische Bazaar in Istanbul, waar hij twaalf Syriërs in dienst bleek te hebben. Ze waren afkomstig uit het noorden van Syrië en hun verhalen vertoonden steeds dezelfde lijnen.
Gewapende milities hadden op een bepaald moment hun wijken of dorpen aangevallen en de bewoners ervan waren vaak midden in de nacht halsoverkop op de vlucht geslagen. Vrijwel alle Syriërs die ik in de Egyptische Bazaar ontmoette hadden daarom geen paspoorten of identiteitsbewijzen. Shiyar, een Syrische Koerd uit Ras al-Ayn, legde mij uit dat ik mij nauwelijks een voorstelling kon maken van de paniek die er was ontstaan toen zijn familie ruw uit de slaap werd gerukt door mortiergranaten die hun woning hadden geraakt. „Een mens is dan niet meer in staat rationeel te denken. Ik ben zelfs mijn trouwpapieren kwijt.”