Buitenland

Het gaat Nederland niet alleen om de Malinezen

Nederlandse militairen willen bijdragen aan een stabiel en veilig Mali. Maar hoe bereikbaar is dat ideaal? En welke andere belangen spelen er?

Mark Wallet
1 May 2014 18:28Gewijzigd op 15 November 2020 10:26
Malinese kinderen zwaaien naar Franse troepen in het noordelijke dorp Bourem, november 2013. beeld AFP
Malinese kinderen zwaaien naar Franse troepen in het noordelijke dorp Bourem, november 2013. beeld AFP

Vanaf Vliegbasis Eindhoven vertrok vorige week een nieuwe lichting militairen naar Mali. Nederland levert aan de VN-missie Minusma een bijdrage van 450 man.

De idealen zijn hoog. „Minusma heeft ten doel om de stabiliteit in Mali te herstellen en de burgerbevolking te beschermen”, stelt een brochure van het Nederlandse ministerie van Defensie. „Op de lange termijn is het doel structurele stabiliteit en versterking van het Malinese overheidsapparaat zodat Mali weer in staat is zelfstandig veiligheid en rechtsorde te waarborgen.”

Het is een mond vol, maar kan worden samengevat in twee woorden: bescherming en staatsopbouw. Het is duidelijk niet de bedoeling het land weer te verlaten zodra de situatie enigszins gekalmeerd lijkt.

Analisten en Malikenners hebben echter hun bedenkingen bij de haalbaarheid van de doelstellingen. Het gaat in het onherbergzame gebied nog lastig worden om de jihadisten en andere terroristen te verslaan. De opbouw van een staat is mogelijk echter nog moeilijker. „Hoe versterk je een staat die niet leeft bij de mensen op de grond”, vatte policoloog en oud-militair Martijn Kitzen het probleem in NRC Handelsblad kernachtig samen. Kan dat eigenlijk wel: een westers concept van een staat met sterke centrale instellingen introduceren in een gefragmenteerde samenleving als Mali?

Geen overheid

Het ministerie van Defensie denkt dat het mogelijk is. Het stelt dat Mali „in zekere mate” zelfredzaam kan en wil zijn. De doelstellingen van Minusma op het gebied van stabilisering acht Defensie dan ook „haalbaar.”

Critici wijzen echter op de diepgaande verdeeldheid van de Malinese samenleving. Aan het conflict in Mali ligt een jarenlange, systematische marginalisering van het noorden ten grondslag. Al sinds de onafhankelijkheid van Mali in 1960 voelen de noordelijke Toearegs zich vreemdelingen in ‘eigen’ land. Het zit hun dwars dat hun oorspronkelijke leefgebied met de dekolonisatie is opgeknipt en verdeeld over drie staten: Niger, Algerije en Mali. Ze hebben vanaf 1960 al geroepen om een eigen staat.

Niet de radicale islam, maar deze gespannen verhoudingen tussen de zuidelijke politieke elite en de Toearegs in het noorden is het kernprobleem van Mali. De noorderlingen hebben geen boodschap aan het centrale gezag in Bamako. „De overheid”, schamperde burgemeester Sadou Diallo van de noordelijke stad Gao in april tegenover een verslaggever van dagblad Trouw. „Er is in Mali geen overheid.”

Minusma moet dus meehelpen aan staatsopbouw in een gebied waar de regering niet wordt geaccepteerd. Dat is een lastige klus. Het gevaar is bovendien dat veel noordelingen Minusma als verlengstuk van de regering in Bamako zullen zien, waarmee de missie bij voorbaat gedoemd is te mislukken.

Daarbij komt dat rivaliserende tribale en etnische groepen in het noorden hun langdurige conflicten uitvechten. Sommige van die elites hebben zich daarbij om tactische redenen verbonden met extremisten. Het zal heel veel gesprekken en geduld vergen om die kluwen van onmin en strijd te ontwarren.

De denktank International Crisis Group onderstreepte in een recent rapport nog eens dat een oplossing van de crisis in Mali een zaak van (zeer) lange adem is. De Nederlandse inzet loopt, in beginsel, tot eind 2015. Misschien dat er tegen die tijd sprake is van een zekere vorm van stabiliteit, maar een sterke staat ligt niet in het verschiet.

Meisjes

De strijd ‘winnen’ is voor de VN-missie niet aan de orde. Evaluaties van missies in Irak en Afghanistan concludeerden dat „de mensen de prijs zijn”: het belangrijkste is het om het vertrouwen van de bevolking te winnen. Dat kan de basis leggen voor een zekere mate van stabiliteit.

Juist op dat punt lijkt er voor Minusma nog veel te winnen. In Mali konden de Franse troepen op veel sympathie rekenen, maar die geldt niet automatisch voor de VN-missie. Journalist Marnel Breure hoorde afgelopen maand in Gao veel afkeurende geluiden over Minusma. De blauwhelmen zitten achter de Malinese meisjes aan, drijven de prijzen op de plaatselijke markt op en doen niets aan de veiligheid rond de stad. Bovendien communiceren ze nauwelijks met de inwoners van Gao. „Dat hele Minusma is van nul en generlei waarde”, foetert de burgemeester.

Ook in Nederland schamperen de meeste critici dat de Malinezen niets met de inzet van de Nederlandse soldaten zullen opschieten. De situatie in Mali zou te complex zijn en de slagkracht van de troepen te gering. Defensie realiseert zich dat volgens hen best, maar zou de bijdrage puur uit eigenbelang leveren.

Handelsstromen

Dat het Den Haag niet alleen om de Malinezen gaat, is geen geheim. Minister van Defensie Hennis-Plasschaert doet daar niet besmuikt over. „Het gaat niet alleen om de bevolking van Mali. Ook de gevolgen voor de handelsstromen, grondstoffen, migratie en mensensmokkel wegen mee”, zei ze in tv-programma Jinek. Minister Timmermans van Buitenlandse Zaken noemde de bijdrage „in het belang van de Europese veiligheid.”

Voor Defensie is het bovendien simpelweg belangrijk dat de Nederlandse militairen van tijd tot tijd op pad gaan. Als het ministerie geen missies uitvoert, neemt de kans op extra bezuinigingen toe. Aan Franse zijde zouden soortgelijke overwegingen ook een belangrijke rol hebben gespeeld.

Er speelt echter nog meer. In de Nederlandse rijksbegroting is de ambitie verwoord om de roulerende VN-Veiligheidsraadzetel te bemachtigen. De belangrijke raad bestaat uit vijf permanente leden en tien wisselende leden. Elk jaar wordt de helft van de laatste groep opnieuw gekozen door de algemene vergadering van de VN. Om dan enige kans te maken is het belangrijk dat Nederland aantoont ook militair mee te tellen op het interternationale toneel.

Al dergelijke overwegingen sluiten echter nog niet uit dat de Nederlandse bijdrage gewone Malinezen ten goede kan komen. Het lijkt alleen nuttig om al te hoge verwachtingen bij te stellen.

Dit is het laatste deel van de tweeluik over de missie in Mali. Maandag verscheen deel 1.


Nederlandse belangen

Op verzoek van de Verenigde Naties heeft het Nederlandse kabinet besloten een bijdrage te leveren aan de VN-missie Minusma in Mali. Het ministerie van Defensie somt in zijn factsheet over de missie de volgende Nederlandse belangen op die deelname rechtvaardigen:

  • Een instabiel en ongecontroleerd noorden van Mali is een potentiële broedplaats voor gewelddadig extremisme en grensoverschrijdende criminaliteit aan de rand van Europa. De dreiging die daarvan uitgaat, beperkt zich niet tot de eigen regio, maar kan ook Europa en Nederland raken (terrorisme, drugs, wapens, illegale migratie).

  • De humanitaire situatie in het noorden van Mali is schrijnend. Burgers, vooral in het noorden, moeten worden beschermd tegen geweld, onrechtvaardigheid en armoede.

  • Noord-Afrika is voor Nederland en andere Europese landen een belangrijke handelspartner voor grondstoffen en energiebronnen. Instabiliteit in Mali en de Sahel brengt bereikbaarheid en beschikbaarheid daarvan in gevaar.

  • Mali heeft de internationale gemeenschap expliciet om hulp gevraagd. Er is daarnaast een duidelijke en breed gedragen mandaat voor het VN-optreden in Mali. De Nederlandse bijdrage aan Minusma komt tegemoet aan een kritieke behoefte van Minusma.

  • Mali wil en kan in zekere mate zelfredzaam zijn. De doelstellingen van Minusma op het gebied van stabilisering, noodhulp en steun bij verkiezingen zijn haalbaar. Dit biedt kansen, want hiermee ligt er een basis voor duurzame wederopbouw en een politiek-sociaal contract met het noorden.

  • Nederland levert een integrale, herkenbare bijdrage aan een geïntegreerde VN-missie, waarbij aansluiting kan en zal worden gezocht met de bilaterale inspanningen op het gebied van ontwikkelingssamenwerking.

  • Nederland is sterk gebaat bij internationale samenwerking. Met deze bijdrage dragen we medeverantwoordelijkheid voor internationale veiligheid, stabiliteit en een functionerende rechtsorde. Een waardevolle en zichtbare bijdrage aan Minusma dient de internationale belangen van Nederland op middellange termijn.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer