Commentaar: Bouw mantelzorgvoorziening verzandt in regels en bezuinigingen
Mantelzorg voor langdurig zieken en ouderen is een speerpunt van het huidige kabinet. Mensen moeten –omringd door een netwerk van vrijwilligers en professionals– zo lang mogelijk thuis blijven wonen. Wie zou op dat uitgangspunt tegen zijn; de langdurig zieken en ouderen in ieder geval niet. Waar deze mensen wel problemen mee hebben zijn de onzekerheden welke zorg ze in het nieuwe beleid wel en welke ze niet kunnen krijgen. Die onzekerheid lijkt voor veel politici een vervelend, bijkomend verschijnsel. Maar voor de betrokkenen is het hoofdzaak; het houdt hen de hele dag bezig. Want de veranderingen in de zorg worden –als horzels op een paardenlijf– vergezelschapt door bezuinigingen.
”Thuis wonen” betekent in de eerste plaats: niet wonen in een verpleeg- of verzorgingshuis. Dan is het dus mogelijk dat kinderen verantwoordelijkheid nemen voor de zorg voor ouders en deze in huis nemen, dan wel een (tijdelijke) zorgwoning bij het huis te realiseren. Of juist ouders die de zorg voor hun volwassen gehandicapte kind op zich nemen en het een gelijkvloerse leefruimte aan of naast het huis bieden.
De bereidheid om offers te brengen voor een dergelijke zorgvoorziening bij huis is groot. Maar vooralsnog dreigen de meeste initiatieven te stranden op de klippen van ingewikkelde regelgeving en bezuinigingen van de regering, die haaks staan op het gepredikte ideaal. Dan gaat het nog niet eens over het wegvallen van het mantelzorgcompliment, het jaarlijks douceurtje van 250 euro voor mantelzorgers. Wel bijvoorbeeld over de zogenoemde ‘strafkorting’ op de AOW van ouderen die bij hun kinderen gaan inwonen. Dat stimuleert bepaald niet. Maar ook andere beperkende maatregelen. Woningaanpassing voor een gehandicapte was eerder aftrekbaar van de belasting, maar dat is rer 1 januari 2014 afgeschaft.
Ook bij de lokale gemeenten zijn de mogelijkheden voor aanpassingen beperkt: rollators, scootmobielen en trapliften zijn in veel gevallen wegbezuinigd. Andere voorzieningen kunnen via de WMO wel worden aangevraagd, maar voor een los van het huis staande zorgwoning bestaan nog geen regelingen. En dus geen vergoedingen. Het gemeentelijke zorgloket wil liever eerst afwachten hoe de nieuwe wet uitgelegd moeten worden.
Wie op dit moment een (tijdelijke) mantelzorgwoning voor ouders of een gehandicapt kind wil realiseren stuit dus op de algemeen geldende regels. Een extra woonbestemming vereist aanpassing van het bestemmingsplan. Dat kost veel geld en kan enkele jaren duren. Overschrijding van de vastgestelde bouwlijn vraagt om een omgevingsvergunning. Opnieuw een tijdrovende procedure die normaal gesproken bedoeld is voor permanente bebouwing.
Nu de WMO door de Tweede Kamer is aangenomen, is het wachten op de behandeling in de Eerste Kamer. Ook de Wet langdurige zorg moet nog door beide Kamers besproken worden. Daarna is het de beurt aan de gemeenten om een en ander te stroomlijnen.
Het ideaal is duidelijk: ‘thuis’ blijven wonen. De werkelijkheid ook: het ideaal raakt verwurgd in regels en bezuinigingen.