Egyptenaren kenden slimme truc met nat zand
AMSTERDAM. De oude Egyptenaren gebruikten een slimme truc om het transport van zware piramidestenen te vergemakkelijken. Ze bevochtigden het zand waarover de slee met de steen werd voortgetrokken.
Dat stelden natuurkundigen van Stichting FOM en de Universiteit van Amsterdam woensdag in Physical Review Letters. Door de juiste hoeveelheid water te gebruiken, hadden ze maar half zoveel arbeidkrachten nodig.
Voor de bouw van de piramides transporteerden de Egyptenaren zware blokken steen en grote standbeelden door de woestijn. Ze plaatsten de zware objecten daarom op een slee, die werklui over het zand trokken. Ze maakten het woestijnzand voor de slee waarschijnlijk nat.
Uit de experimenten blijkt dat de vereiste trekkracht evenredig afneemt met de stevigheid van het zand. Door water aan zand toe te voegen, ontstaan capillaire bruggen: kleine waterdruppels die de zandkorrels met elkaar verbinden. In de aanwezigheid van de juiste hoeveelheid water is nat woestijnzand ruim twee keer zo stevig als droog zand. Een slee glijdt gemakkelijker doordat er voor de slee geen zandhoop vormt zoals dat bij los, droog zand wel gebeurt.
De Egyptenaren waren kennelijk op de hoogte van deze truc. Op een wandtekening in de tombe van farao Djehoetihotep is te zien dat één persoon voorop zo’n transportslee staat. Hij giet vlak voor de getrokken slee water over het zand.
De resultaten van het onderzoek geven de wetenschappers houvast om het gedrag van korrelige materie, zoals zand beter te begrijpen.