Zachtheid
Titus 3:2b, 3a
„Alle zachtmoedigheid bewijzende jegens alle mensen, want ook wij waren eertijds onwijs…” Indien men elke soort van twisten en gevechten wil vermijden, laten wij dan in de eerste plaats leren vele dingen door zachtheid te temperen; vervolgens ook vele dingen te vergeven.
Zij die bovenmate hard zijn, dragen een vuur met zich mee om strijd te doen ontvlammen. Titus zegt „jegens allen”, om aan te duiden dat men ook de geringsten en onaanzienlijksten moet sparen. De gelovigen meenden, omdat zij de goddelozen voor niets telden, dat zij geen enkele zachtzinnigheid waardig waren.
Zo’n ruwheid wil Paulus terechtwijzen. Niets is geschikter om onze hoogmoed te temmen dan wanneer erop gewezen wordt, dat al wat wij tegen anderen keren, op ons eigen hoofd terug kan vallen. Want hij schenkt gemakkelijk vergeving, die gedwongen wordt het te vragen.
Er is stellig geen andere reden die ons voor onze broeders onverbiddelijk maakt, dan onbekendheid met onze eigen ondeugden. Streng zijn weliswaar tegenover zondaars zij die de ware ijver voor God hebben. Maar omdat zij bij zichzelf beginnen, is altijd hun strengheid met barmhartigheid verbonden. Daarom, opdat de gelovigen niet hoogmoedig en onmenselijk anderen met voeten treden, brengt Paulus hun weer in herinnering hoedanig zij geweest zijn.
Johannes Calvijn, reformator te Genève (”Zendbrieven van Paulus”, 1963)