Karakter zondag verandert, ook bij refo’s
De zondag als rustdag. Daarover is in de loop der eeuwen heel wat gediscussieerd. En nog is het debat niet ten einde. De achterliggende weken was het een heikel onderwerp bij veel coalitieonderhandelingen voor gemeenteraden. Moeten de winkels wel of niet open op zondag? Natuurlijk niet, zeggen reformatorische christenen. Maar is er bij hen zelf ook niet sprake van een verschuiving op het punt van de zondagsrust?
Saai. Oervelend. Niet om door te komen. Zo tekenen verschillende moderne schrijvers de zondag die ze zich uit hun jeugd herinneren. „Je moest twee keer naar de kerk en verder mocht je niks. De meest vervelende dag van de week.”
Over de invulling van de zondag zijn talloze, ellenlange gesprekken gevoerd. Veel pennen kwamen erdoor in beweging en vanaf vele kansels hebben er waarschuwingen geklonken om toch vooral de zondagsrust in acht te nemen.
Opvallend is dat het bijna altijd ging over de vraag: wat mag er nu wel en wat mag er nu niet? Wel wandelen of niet kuieren? Wel met vervoer naar de kerk of niet? Wel een ‘gewoon’ boek lezen of niet? Wel een spelletje doen of niet? Wel op visite of niet? Eenduidige antwoorden bleven uit.
Jarenlang was het kenmerk van orthodox-protestantse gezinnen dat ze een vrij nauwgezette zondagsviering hadden. In discussies over de invulling van de zondag klonk vaak het strikte antwoord: op zondag doen we dat niet. Daarin ging men vroeger verder dan nu. Niet alleen het dagelijks werk rustte, maar ook veel huishoudelijk taken. Het was bijvoorbeeld niet ongebruikelijk om de warme maaltijd voor de zondag al op zaterdag klaar te maken, zodat die ‘s zondags alleen nog maar hoefde te worden opgewarmd. De stofzuiger kwam niet uit de kast, ook niet als er kruimels rond de tafel lagen. Als op zondag de telefoon ging, gaf dat altijd schrik, want alleen in het uiterste noodgeval werd er gebeld. En elkaar voor de gezelligheid bezoeken of met elkaar een verjaardag vieren op de eerste dag van de week gebeurde veelal niet. Een ommetje maken: ook dat was niet aan de orde.
In de loop van de jaren veranderde de zondagsbesteding, ook binnen de gereformeerde gezindte. Wat vroeger niet mocht, kan nu wel. Ieder kan het lijstje invullen: elkaar bezoeken, telefoneren, wandelen, het leesgedrag enzovoort. Op velerlei terrein is de strikte lijn meer of minder losgelaten. Vandaag de dag kan meer dan vroeger.
Is dat allemaal zo verkeerd? Dat is hiermee niet gezegd. Maar er is wel sprake van een verschuiving. Dat is onmiskenbaar. Bovendien is het opvallend dat die verschuiving in een betrekkelijk korte tijd heeft plaatsgevonden en steeds sneller is gegaan. Dat is niet vreemd, want zo gaat dat met verschuivingen. Maar daardoor is het risico wel aanwezig dat op den duur het bijzondere karakter van de zondag wordt weggevaagd.
Tweede dienst
Een belangrijke factor in dit proces is dat de tweede zondagse dienst steeds meer onder druk staat. Daarover wordt tegenwoordig in verschillende kerkverbanden binnen de gereformeerde gezindte steeds vaker geklaagd – ook in de rechterflank van de gezindte. De kerkdienst wordt ’s morgens veel beter bezocht dan ’s middags. Deels zal dit te wijten zijn aan het ‘shoppen’; men gaat naar een kerk waar men een aangename prediker kan horen. Een andere, groeiende groep vindt één keer naar de kerk gaan op zondag wel genoeg.
De verslapping van het zondagse kerkbezoek heeft grote gevolgen, zo blijkt uit de geschiedenis. In de jaren vijftig zaten de gereformeerde kerken zowel ’s morgen als ’s middags vol. Wie 25 jaar later in dezelfde kerk kwam, zag dat de middagdienst nog door slechts enkelen werd bezocht en ook ’s morgens waren er minder mensen. Die ontwikkeling diene als waarschuwend voorbeeld. De geschiedenis leert dat wie sjoemelt met het bezoeken van de tweede dienst ook al snel de eerste dienst verkwanselt.
Interne secularisatie
Natuurlijk kan men deze ontwikkeling duiden als een exponent van de toenemende ontkerstening. Dat is ze ook. Maar daarmee is niet alles gezegd. Juist binnen de gereformeerde gezindte maakt men zich ongerust over de ontkerstening en verzet men zich daartegen. Dat is ook een belangrijke drijfveer om zich te keren tegen de zondagsopenstelling van winkels. Dat verzet is terecht.
Toch is de vraag gewettigd in hoeverre orthodoxe christenen zelf zijn geïnfecteerd door het virus van de secularisatie. Men kan wel protesteren tegen zondagsopenstelling van winkels, maar dat verliest aan zeggingskracht als men zelf maar wat aanrommelt met de zondag en die steeds meer van zijn bijzondere karakter ontdoet.
Het bijzondere karakter van de eerste dag van de week geeft je geen inhoud door het hebben en handhaven van een pakket strikte voorschriften. Dat heeft de Heere Jezus Zelf ook geleerd. Hij waarschuwde de Joden van Zijn tijd te bedenken dat de sabbat is gemaakt om de mens en niet omgekeerd. Wie zo veel regels voor de zondag bedenkt dat een mens zich in allerlei bochten moet wringen om aan de voorschriften te voldoen, begrijpt de zin van het sabbatsgebod niet.
Het is opvallend dat het vierde gebod, waarin gesteld wordt een wekelijkse rustdag te houden, het eerste gebod is dat niet zozeer dingen verbiedt (zoals de drie voorgaande) maar iets gebiedt. Gedenkt de sabbatdag, dat gij dien heiligt. Het is een opdracht om die dag te heiligen, af te zonderen. Niet het negatieve (gij zult niet) maar het positieve (gedenkt) overheerst. Dat is bepalend voor de grondhouding tegenover het sabbatsgebod. De geschiedenis heeft geleerd dat het bijzondere karakter van de zondag niet wordt behouden door allerlei regels. Al is het tegelijkertijd waar dat men het ook niet redt zonder regels.
Leven uit de Bron
De centrale vraag waar het om gaat is: leven mensen wel vanuit het besef dat de zondag een bijzondere gave is van God? Hij schenkt de mens een dag van rust. Daarbij is lichamelijke rust één ding, maar belangrijker is de geestelijke rust. Daar gaat het uiteindelijk om. In de jaren vijftig schreef de bekende hervormde predikant L. Vroegindeweij: „God heeft ons mensen een dag geven om te rusten van onze werken; om nieuwe kracht te putten uit Christus’ opstanding. Voor wie niet weet van die geheiligde Bron, is de sabbat bitter.”
Wie voor zichzelf een goede zondag wil hebben, zal van die Bron moeten weten. Wie zijn kinderen een fijne zondag wil geven, zal daar iets van moeten overdragen. Dat is de basis. Dat fundament is essentieel als men op de lange duur de zondag als rustdag in ere wil houden.
Voor wie wil leven uit die Bron heeft dat ook praktische consequenties. De kerkgang op zondagmorgen én -middag of -avond is dan geen last maar een lust. Bovendien geeft die vaste regelmaat ook structuur aan de zondag. Ook dat heeft zijn waarde. Hij behoedt mensen voor slordigheid en gemakzucht, waardoor het unieke karakter van de zondag snel verslonst.
Het tweede is dat mensen die beseffen dat de zondag als rustdag een genadegift is, zullen proberen die dag als zodanig te koesteren. Zeker wanneer er nog kinderen thuis zijn, is het van belang die dag vooral in gezinsverband door te brengen. Juist in onze jachtige tijd, waar het gezin vaak tot hotel is gedegradeerd, is het een voorrecht dat er ten minste nog één dag in de week is waarop men als gezin bij elkaar kan zijn.
Wie leeft uit de Bron zal, als het goed is, ook niet zo’n moeite hebben de dag tot een goede, fijne zondag te maken voor kinderen. Dat hoeft niet te betekenen dat er uitsluitend over Bijbel, kerk en geloof wordt gesproken – al zal dat zeker aan de orde komen. Dan is er ook plaats voor gezelligheid. De eerdergenoemde ds. Vroegindeweij schreef: „Ouders hebben de plicht om er ook voor te zorgen dat kinderen de zondag een fijne dag vinden waarop ze graag thuis zijn. Er mag op zondag plaats zijn voor gezelligheid al mag de geestelijkheid van die dag daar niet onder lijden. Die twee moeten elkaar niet uitsluiten. Gezelligheid moet dienstbaar zijn aan het geestelijke.”