Houthandel wil af van verdacht imago
Langzaam schuift de enorme azobéstam door de zaagmachine. De boom van tropisch hardhout valt in korte tijd uiteen in een aantal planken van verschillende breedten en een handvol zware balken. Iets verderop in de gebouwen van Koninklijke Houthandel G. Wijma en Zonen BV zijn zulke kolossale balken net verwerkt in een nieuwe sluisdeur, een specialiteit van Wijma.
Een hal verder zijn mensen bezig met het repareren van een oude sluisdeur uit Delfzijl die inmiddels tachtig jaar dienstdeed. Hier en daar op de waterlijn zitten zwakke plekken in de dekplanken. Die worden vervangen bij Wijma, na afloop kan de sluisdeur er zomaar weer een kleine eeuw tegen. „Het zou toch zonde zijn als je zo’n hele deur zou wegdoen terwijl er maar een paar gedeelten verrot zijn”, zegt directeur J. de Haan van de Kampense Wijma-vestiging. „Zonde van het geld en zonde van de bomen.”
Op het terrein ligt zo’n 6000 kubieke meter azobé uit Gabon klaar voor verwerking. Allemaal ruwe stammen van circa een meter doorsnee en langer dan de minimummaat van 6 meter. Op de snijvlakken prijkt een reeks van nummers en stempels, waarmee de stam moet zijn terug te voeren tot het land en de plaats waar hij groeide.
Een boom van een meter doorsnee is minstens een eeuw oud, ervan uitgaande dat een trage groeier als azobé in de tropen jaarlijks een centimeter dikker wordt. „Dankzij het gegeven dat het daar altijd zomer is”, zegt De Haan. Waarom worden de stammen niet in het land van herkomst verzaagd? „De 6000 kuub die hier ligt is de voorraad waarmee we het gat dichten tussen bestelling en levering. Want het daar gezaagde hout is doorgaans een week of acht onderweg.”
Azobéhout weegt 1100 tot 1200 kilo per kubieke meter en is daarmee ruim drie keer zo zwaar als bijvoorbeeld naaldhout. Het bewerken van de hardhoutsoort gebeurt met speciale zagen en boren, een spijker erin slaan is per definitie onmogelijk. Wie een goede kwaliteit azobé gebruikt, maakt niet mee dat het hout tijdens zijn leven moet worden vervangen.
De Vereniging Van Nederlandse Houtondernemingen (VVNH) gebruikte woensdag de Wijma-locatie om wereldkundig te maken dat 270 van de 280 aangesloten ondernemingen de gedragscode voor een gezonde toekomst voor hout hebben getekend. Bij elkaar zijn er rond de 650 houtbedrijven in Nederland, maar daarvan zijn er ruim 350 erg klein en niet aangesloten bij zijn organisatie, zegt VVNH-directeur A. de Boer.
De 280 leden hebben samen circa 8000 mensen in dienst, importeren 5,3 miljoen kubieke meter hout (hard en zacht) per jaar en hebben met een omzet van 3,5 miljard euro ongeveer 90 procent van de Nederlandse markt in handen.
Een bepaling in de gedragscode stelt dat aangesloten bedrijven uitsluitend hout op de Nederlandse markt brengen dat voldoet aan de geldende wet- en regelgeving, zowel nationaal als internationaal. De Boer: „We hebben een legaliteitsverklaring opgesteld die onze leden naar hun leveranciers wereldwijd kunnen sturen. Met ondertekening garandeert de leverancier de legaliteit van zijn hout.”
De houtondernemingen zijn verplicht om bij voorkeur hout te verhandelen dat aantoonbaar afkomstig is uit duurzaam beheerde bossen. Volgens de VVNH is het overgrote deel van het naaldhout voor de Nederlandse markt inmiddels gecertificeerd. „Voor tropisch hardhout is dit nog onvoldoende, maar steeds meer boseigenaren streven certificering na”, zegt De Boer. Onlangs besloot de vereniging daarom een eigen keuringsfaciliteit in het leven te roepen.
Alle goede wil ten spijt en ondanks alle publiciteit die de VVNH afgelopen tijd zocht en kreeg, blijft de houthandel onder kritiek staan van organisaties als Greenpeace en Milieudefensie. De eerste stuurt inmiddels wekenlang radiospotjes de ether in die melden dat ongeveer de helft van het tropisch hout op de Nederlandse markt van illegale herkomst is. „Ik juich het toe als de sector iets wil doen tegen illegale houtkap, maar die gedragscode is een lachertje”, aldus campagneleider I. Visseren van Greenpeace woensdag. Eerder schroomde de club niet de Nederlandse houthandel aan te duiden als „kettingzaagcriminelen.”
Directeur De Boer van de VVNH geeft toe dat nog lang niet alle houtkap kosjer gebeurt, maar noemt de cijfers die de milieubeweging hanteert „onjuist en schromelijk overdreven. Zij noemen een handelaar ook illegaal op het moment dat hij z’n belasting nog niet heeft betaald. Dan kunnen z’n bomen toch nog wel legaal zijn gekapt?”
Wij zijn onderdeel van het probleem, zegt De Boer. „We willen met onze nieuwe gedragscode per 1 januari 2004 ook onderdeel zijn van de oplossing. Het is in ons eigen belang als de grondstofbronnen niet opdrogen. Illegale houtkap verstoort de markt, en wij zijn degenen die daar het meest last van hebben.” De kritiek van de milieubeweging richt zich vooral op de zelfcontrole van de houtondernemingen, waar zij niet in gelooft.
H. ten Bouwhuis van houthandel Koninklijke Jongeneel BV -34 vestigingen door het hele land en afnemer van bedrijven als Wijma- bekent dat het de meeste consumenten „worst is” of het hout dat ze kopen al of niet van illegale herkomst is. „Als er al iemand ergens naar vraagt, vraagt hij naar het zogenaamde FSC-keurmerk. Wij zullen als producent en handel zelf de kaders scherp moeten trekken, want de consument maakt het weinig uit.”