Ledenaantal Gereformeerde Gemeenten in Ned. licht gegroeid
OPHEUSDEN. Het ledental van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland (GGiN) groeide met 27 (doop)leden. Het aantal predikanten bleef gelijk, het aantal gemeenten ook.
Dat blijkt uit het Kerkelijk Jaarboek 2014 van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland, dat vrijdag verschijnt. Het aantal leden en doopleden groeide licht, van 24.010 naar 24.037. Het aantal gemeenten bleef gelijk, 49. Het aantal predikanten bleef ook gelijk, zes. Er is nu wel een student in opleiding aan de Theologische School, in tegenstelling tot vorig jaar: O. M. van der Tang.
Vanuit de Gereformeerde Gemeenten kwamen er 48 (doop)-leden over, naar dit kerkverband vertrokken er 216. Van de Oud Gereformeerde Gemeenten in Nederland kwamen er 91 (doop)leden over, naar dit kerkverband gingen er 29 over. Van de Hersteld Hervormde Kerk kwamen er 16 (doop)leden over, naar dit kerkverband vertrokken er 107 leden.
De beide grootste gemeenten van het kerkverband groeien licht. Het ledental van de gemeente in Barneveld steeg van 3430 naar 3508. Het ledental in Opheusden steeg van 3263 naar 3302. Daarmee zijn deze twee gemeenten ook de grootste kerkelijke gemeenten in Nederland. Ook de drie andere gemeenten met ledentallen boven de duizend (Alblasserdam, De Beek-Uddel en de beide gemeenten in Gouda samen) groeien licht.
Het jaarboek meldt de gesprekken die worden gevoerd met de Gereformeerde Gemeenten (het kerkverband waaruit de GGiN in 1953 ontstond). Deze gesprekken vinden nog steeds voortgang. Een gezamenlijke tussenrapportage is vorig jaar op de synodevergaderingen van beide kerkverbanden besproken. De beide commissies zullen in onderling overleg een moment kiezen waarop de rapportage openbaar wordt gemaakt.
In het jaaroverzicht gaat ds. J. Roos in op „de donkerheid van de tijd” en „de droevige toestand van de kerk.” Hij zegt dat er gewaakt moet worden voor twee klippen, die van de dorre, dode orthodoxie („zolang u Christus, de Rots der eeuwen niet nodig hebt en Hem anderen niet aanprijst, dan kunnen we uw droevige toestand niet anders omschrijven”), en de klip van het roemen in Christus zonder grond.
Ds. Roos gaat kort in op het proefschrift van ds. M. Golverdingen, ”Vernieuwing en verwarring. De Gereformeerde Gemeenten 1946-1950”. Volgens ds. Golverdingen zou er tussen ds. G. H. Kersten en ds. R. Kok op het punt van belofte en aanbod van genade als het om de kern van de zaak gaat, ten diepste geen verschil bestaan, schrijft ds. Roos. „Wél is er volgens deze predikant verschil waar het gaat om persoonlijkheidsstructuur en taalgebruik. (…) Maar volgens ons is er tussen taalgebruik en een on-Bijbelse leervoorstelling een hemelsbreed verschil. Ondanks dat ds. Kok tijdens de classisvergadering in Barneveld in 1948 alle aanklachten tegen zijn leervoorstellingen herriep, ging hij volgens ds. F. Mallan echter in dezelfde weg dóór.
Na 1948 moet er daarom geen punt gezet worden, maar een komma. Feitelijk hield ds. Kok aan zijn on-Bijbelse leervoorstellingen vast. Hierdoor werd de verzoening van 1948 weer teniet gedaan. Men leze de geschriften van ds. G. H. Kersten, vooral zijn catechismusverklaring, en u kunt uzelf overtuigen dat het niet alleen om verkeerd taalgebruik ging, maar om een andere verbondsvisie.”