Volharding
Lukas 22:44a
„En in zware strijd zijnde, bad Hij te ernstiger.”
Jezus heeft verzoend de moedeloosheid van Zijn volk. Verzoend dat wij niet Gods almachtige genade kunnen aangrijpen te midden van onze zonde en nood. Verzoend, dat u daar staat en niet kunt geloven, niet kunt grijpen naar het heil. Hij heeft het verzoend, de trouwe, genadige Borg, dat men de duivel vreugde doet te geloven: Christus’ bloed kan deze zonde hier en die zonde daar niet wegnemen. En Hij heeft ons verworven de Geest Gods om des te ernstiger te bidden, om in doodsangst vol te houden en nog ernstiger te bidden.
Het kan niet uitblijven, het gebed wordt verhoord! Hoe? Dat is Gods zaak. Het moet verhoord worden. „Wat doe ik met een gebed, wanneer ik geen nood heb?” Dan echter moet er des te ernstiger gebeden worden. „Ik kan niet”, zo zegt u. Doe het niet, en u doet het toch, wanneer wij maar eenmaal weten, dat Jezus Jezus is, en Jezus blijft. Wanneer wij maar eenmaal heel veel nood en zonde hebben, dan wordt gebeden: „Ik kan U niet laten gaan, tenzij U mij zegent.” En Hij zal en moet het doen. Hij heeft gebeden voor al Zijn kinderen en heeft ons de Geest verworven; daar is geen betere raad dan deze: Bid! Bid alle nood weg! De muren van Jericho moeten vallen! Met onze macht is niets gedaan!
Dr. H. F. Kohlbrugge,
predikant te Elberfeld
(”Schriftverklaringen”, 1965)