Ook vluchtelingen kunnen gewoon worden
„We leven met te veel families in één tent, als het ware op elkaars lip. Drie families –zo’n tien personen per tent– is geen uitzondering”, vertelt Faiza (40). „Maar van terugkeer naar Syrië kan op dit moment nog geen sprake zijn.”
De vruchtbare Bekavallei in Libanon levert groenten aan een groot deel van het Midden-Oosten. Syrische boeren trekken zomers over de grens naar de vallei om te helpen de groenten te oogsten. Zij verblijven dan in tenten op de erven van de Libanese boerderijen. Ook nu zijn ze er, maar in gezelschap van de vele vluchtelingen die er zijn in de vallei.
Ook Nowav (45) en zoon Mohamed (25) verrichten elk jaar seizoensarbeid in de Bekavallei. Maar ze keerden drie jaar geleden na hun zomerarbeid niet terug naar Syrië, waar de oorlog was uitgebroken. Integendeel, zij lieten hun familie naar Libanon overkomen. Faiza’s zus Anoud (21) en haar drie kinderen hebben ook hun intrek genomen in de seizoenstent. „Het leven in een overvolle tent in Libanon is verschrikkelijk”, zucht Faiza. „Maar het is nog altijd beter dan te leven in Syrië, waar constant bommen vallen.”
„Libanon ontvangt ons gastvrij, ik pieker er dus niet over om verder weg te trekken”, vervolgt Faiza. „Ik vind het belangrijk dat er vrede komt in Syrië. Met Gods hulp zal het regime van Assad verdwijnen, zodat we naar ons land kunnen terugkeren. Ik maak me geen zorgen meer over de vraag hoe we ons verwoeste huis weer moeten opbouwen; ik maak me niet druk meer over de vraag hoe we dat moeten betalen. Voor mij telt alleen de vrede.”
Modderpoelen
De tentenkampen van de vluchtelingen staan kriskras door de Bekavallei verspreid. Bij boeren op het erf, bij een fabriek of werkplaats, of op braakliggend land. De tentenkampen veranderen in onbegaanbare, stinkende modderpoelen en zijn bronnen van ziekten. Afvalwater loopt de tenten binnen. Christelijke hulporganisatie Medair werkt met man en macht aan de verbetering van de afwatering in de tentenkampjes. De organisatie huurt –in overleg met kampoudsten– arbeiders in die geulen graven en stenen aanvoeren om de blubber te lijf te gaan. Bilal ziet erop toe dat naast de tenten halve tonnen en buizen worden ingegraven waardoor afvalwater beter kan wegstromen. Vervolgens worden die tonnen en buizen afgedekt met keien, zodat ze niet volstromen met blubber. Bilal zwaait met zijn stok en maant de mannen door te werken, ondanks de regen. „Goede afwatering is van levensbelang.”
ECHO, het Bureau voor Humanitaire hulp van de Europese Gemeenschap, gaf in 2013 bijna 100 miljoen euro aan noodhulp in Libanon en 350 miljoen euro voor de opvang van Syrische vluchtelingen in de hele regio. „We werken samen met meer dan 200 partners, waaronder de VN en de christelijke hulporganisatie Medair”, zegt Maureen Philippon (35) in het hoofdkantoor van ECHO in Beiroet in Libanon. „We voorzien slachtoffers van rampen en oorlog van de basisbehoeften, zodat ze hun waardigheid behouden. Bijna drie jaar zijn we al bezig voor Syrische vluchtelingen in en om Syrië. Het einde lijkt nog lang niet in zicht.”
„Ons eerste doel is hun te voorzien van onderdak. Maar door de enorme toevloed van vluchtelingen is de bevolking van Libanon gegroeid van 4 miljoen naar ongeveer 6 miljoen mensen. Dat geeft een geweldige druk op de huizenmarkt; onderdak vinden is voor vluchtelingen een groot probleem. Sommigen mogen tijdelijk inwonen bij kennissen. Velen komen echter in de knel en wonen in garages, verlaten bouwvallen, of onafgebouwde, tochtige bouwwerken. Daarnaast zijn er de velen die verblijven in zelfgemaakte tenten, waarvoor we zeil en planken uitdeelden. Ook geven we vluchtelingen basispakketten met voedsel, matrassen, dekens, een watertank en een pan. Water en sanitair zijn in deze regio ook een groot probleem.”
De hulporganisatie probeert ook de gezondheidszorg onder de vluchtelingen te verbeteren. „Libanezen én vluchtelingen krijgen medische zorg. Daarnaast steunen we mensen met een handicap, vrouwen die slachtoffer zijn geworden van geweld en ook kinderen. Over hen wordt al gesproken als ‘de verloren generatie’, omdat ze al jarenlang geen onderwijs genieten.”
Maureen Philippon benadrukt dat elke uitgegeven ‘cent’ driemaal wordt omgekeerd, omdat ECHO ook hulp verleent aan andere projecten, bijvoorbeeld in de Filipijnen, in Zuid-Sudan en de Centraal-Afrikaanse Republiek.
Verlangen naar vrede
Mohamed Ibrahim Almok Amed (52) en Malika Rabut Irniet (50) wonen twee dagen in een tent in de Bekavallei in Libanon. Ze komen uit Halab, in de buurt van Aleppo, in Syrië. Vijf dochters waren al getrouwd, en hadden het huis verlaten. „Onze zonen werkten in een fabriek, onze dochters bewerkten met ons het land”, vertelt vader Mohamed. „Het is een zegen als je kinderen krijgt van God”, glimlacht Malika Rabut Irniet.
„De bombardementen in Syrië werden steeds heviger”, gaat Mohamed verder. „Tijdens beschietingen vluchtten we naar een naburig dorp en schuilden daar tot het in ons dorp weer veilig was. Bij het laatste bombardement bleef van ons huis geen steen op de andere: heel Halab werd verwoest. We moesten vluchten, samen met dochter Nisveen van acht en de tienjarige tweeling Riema en Basjar en twee oudere zonen. Alleen de kleren die we aan hadden, namen we mee. Zo draag ik nog mijn roodgeblokte kaffiya, zoals ik die ook droeg tijdens mijn werk op het land. De kaffiya beschermt mijn hoofd tegen de zon en sluit mijn oren af voor de wind. Mijn vrouw en zonen vinden dat ik deze ouderwetse hoofdbedekking niet meer moet dragen, maar ook veel van mijn kennissen vertonen zich niet zonder kaffiya. Het is een traditioneel hoofddeksel.”
Twintig dagen duurde de tocht van Mohamed en Malika met hun kinderen van Syrië naar Libanon. Ze reisden per taxi en namen daarna een bus. „Iedereen wilde per bus het land uit, we moesten uren wachten voordat we een plekje in een bus konden bemachtigen. Het voertuig was overvol, zelfs in het gangpad zaten en lagen vluchtelingen. Tijdens de lange rit durfden we de bus niet te verlaten om te eten of te drinken. We waren bang dat onze plaatsen dan door anderen zouden worden ingenomen. Alleen als we naar het toilet moesten, verlieten we noodgedwongen even de bus. We reden van Aleppo, langs Homs naar Libanon. We moesten vaak en lang wachten bij checkpoints, maar kregen uiteindelijk steeds weer toestemming verder te reizen. Ik ben blij dat we in Libanon een dak boven ons hoofd hebben, een tent om te wonen. De spullen die je in onze tent ziet, kregen we toegestopt van andere vluchtelingen die hier al langer zijn. Ondertussen verlangen we naar vrede voor Syrië, het maakt ons niet uit wie Syrië gaat regeren. We willen heel graag terug naar onze geboorteplek.”
Benarde situatie
„We breidden kortgeleden onze inzet in Libanon fors uit. Onze internationale staf groeide in enkele maanden van 6 naar 25 medewerkers”, vertelt Medaircoördinator Jessica Lope (28). „We startten met medische hulp, want de lokale zorg was onvoldoende toegerust voor een dergelijke toevloed aan vluchtelingen. Verplegers hadden te weinig specifieke kennis van de medische zorg voor vluchtelingen, artsen lieten zich zelden zien in de kampen, en medicijnen en apparatuur waren niet voorhanden. Medair leidt nu verplegers op, maar ook mensen uit de gemeenschap, waardoor de situatie van de lokale bevolking verbetert.”
Bilal regelt met Antoin de registratie van de vluchtelingen in de Bekavallei, op een smartphone. Gezinnen worden geteld, ook het aantal kinderen; iedereen wordt geregistreerd, zoals moeder Suphiji en twee van haar zeven kinderen: Zenab (22) en Wisal (13). Drie jaar geleden ontvluchtten zij Homs. „Het leven was in Syrië beter, tenminste voordat de oorlog uitbrak”, zegt Wisal. „Ik zat op school in de vijfde klas. In Libanon kan ik niet naar school, ik leer niets meer, al drie jaar lang. Ik verveel me, er is hier echt niets te doen.”
Ondertussen krijgt de tent van het gezin van Suphiji, waarin ze vier maanden wonen, een nummer, zodat bij calamiteiten alle gegevens compleet zijn. Moeder Suphiji geeft gelijk aan wat ze nog ontbeert: ze heeft dekens nodig, want de nachten zijn koud.
Verderop in het tentenkamp breekt een brandje uit. Vuur kan hier gemakkelijk om zich heen grijpen. Alle bewoners verzamelen zich om het vuur te doven. „Er ontstaan gemakkelijk brandgevaarlijke situaties omdat vluchtelingen vaak op open vuur koken”, zegt later medewerker Kyle (30), die verantwoordelijk is voor de brandpreventie. Hij geeft Dunia een brandblusser, nadat hij haar heeft uitgelegd hoe het apparaat werkt. Tegelijk maakt hij van de gelegenheid gebruik om de mensen ook te wijzen op de gevaren van de gevaarlijke, amateuristische elektriciteitsverbindingen, die door het hele kamp lopen. „Levensgevaarlijk, de mensen zijn toch niet de oorlog ontvlucht om hier door een stroomstoot gedood te worden?”