Verzoening
Lukas 22:41b en 42a
„En knielde neder en bad, zeggende: Vader, of Gij wilde deze drinkbeker van Mij wegnemen!”
Hoeveel wordt er gezondigd tegen onze Vader! Verzoend echter heeft Jezus al dit murmurerende gedrag en verworven de Geest, zodat toch het ”Abba” geroepen wordt. Wij moeten toch de bittere drinkbeker uit des Vaders hand in ontvangst nemen. Ook wanneer wij ons lange tijd ertegen verzetten, moeten wij ten slotte toch buigen en ”Vader” zeggen en spreken: „Wanneer het dan zijn moet, zal ik de drinkbeker drinken.” Hij, onze Plaatsbekleder en Borg, heeft het voor ons verworven, zodat wat ons bitter in de mond is ten slotte toch alleen goedertierenheid en zaligheid wordt. Het gaat daarbij gemakkelijk toe. Men kan gerust zeggen: „Uw wil geschiede” wanneer men geen nood voelt, wanneer men geen zonde heeft en hij ons niet drukt, wanneer Gods wet niet in het hart brandt. Maar alle kinderen Gods ervaren zoiets. Alle kinderen Gods moeten zo’n drinkbeker drinken en spreken: „Ja Vader, Uw wil geschiede, niet de mijne.” Maar door welke doodsangsten gaat het dan heen! Waar zijn Gods beloften, waar is Zijn vroegere genade, Zijn vroegere macht, Zijn hulp die ik ervaren heb in vroegere jaren en dagen? Alles is immers weg! Dat gaat zo gemakkelijk niet toe! Laten wij onderschrijven, eenieder met Zijn bloed: „Ik heb de eeuwige dood verdiend en erf het eeuwige leven!” Dat moet eenieder steeds in het oog houden en nooit vergeten!
Dr. H. F. Kohlbrugge, predikant te Elberfeld
(”Schriftverklaringen”, 1965)