Kerk moet weer leren geheimen te spellen
Verwetenschappelijking kan een wezenlijk gevaar zijn voor het geloof, stelt D. Koole.
Het hele kerkelijk leven in ons land bevindt zich in een crisis, een crisis die in elke kerkgemeenschap zo haar eigen kenmerken heeft. Maar achter al de factoren die als oorzaken kunnen worden aangewezen, gaat zij ten diepste terug op een ernstige verstoring van onze individuele en gemeenschappelijke Godsbeleving. En die verstoring hangt nauw samen met de crisis die onze westerse samenleving doormaakt, een samenleving waarin iedereen tegen iedereen opbotst en waarin iedereen tegen iedereen aanschreeuwt.
Er zijn treffende overeenkomsten aanwijsbaar tussen de culturele crisis waarin onze westerse samenleving zich bevindt en de crisis die zich in de christelijke kerken manifesteert. De roep om mentale, sociale en economische vernieuwing in de samenleving heeft ten diepste dezelfde trekken als de schreeuw om geestelijke vernieuwing in de kerken.
Wie de ontwikkelingsgang van de westerse wereld waarin wij kerk-zijn natrekt, doet ontstellende ontdekkingen. Wij hebben niets meer van de primitieve mens in een statische samenleving, waarin veel het geheim van God bleef. Wij zijn het product, ook in ons kerkelijk en geestelijk leven, van de veranderde denkhouding van de mens. Wij hebben geleerd en aangewend de werkelijkheid die zich aan ons voordoet uit te pluizen en onze waarnemingen te objectiveren. Dat is uitgangspunt van ons denken geworden, wat heeft geleid tot het doorbreken van mythologische en theologische kaders. Wij zijn meesters geworden in het ordenen van kennis en in het beschouwend denken.
Leverde de ontwikkeling van de wetenschap ons eerst uitsluitend wijsgerige kennis op, later is die kennis ons tot middel voor ons handelen geworden. Van de primitieve mens, via de oude Grieken, het middeleeuwse feodalisme en het industriële tijdperk zijn we beland in de wetenschappelijke samenleving, een zegen enerzijds, een vloek anderzijds. De vloek van de denkhouding van de westerse mens is haar eenzijdigheid in het zoeken naar de wetmatigheid van de dingen, met verwaarlozing van de zin der dingen. Het westerse denken richt zich op begrip van het begrijpelijke, met verwaarlozing van het onbegrijpelijke, terwijl er in ons denken meer harmonie behoorde te zijn tussen begrip van het begrijpelijke en gevoel voor wat onbegrijpelijk is.
Deze ontwikkeling, de verwetenschappelijking van de samenleving, heeft geleid tot een cultuur waarin alleen het meetbare telt en waaruit het gewijde bezig is te verdwijnen. Zij is door en door materialistisch en nu op pijnlijke wijze in verval, met alle politieke, sociale, economische, ethische en religieuze complicaties van dien. Verwetenschappelijking van de samenleving doet mensen van elkaar vervreemden en emancipeert de mens van God.
Denksystemen
Aan dat proces van eenzijdige verwetenschappelijking is ook de christelijke kerk niet ontkomen. De hoog gestegen kennis met betrekking tot de oorsprongen van het christelijk geloof, de verkregen inzichten in ontstaan, inhoud en bedoeling van de Bijbel en de intellectuele openlegging van de Bijbelse geheimen, die eeuwenlang meer of minder verborgen bleven, kunnen niet genoeg als een grote zegen worden aangemerkt.
Maar wanneer kennis doel in zichzelf wordt en zich abstraheert van de Bijbelse wijsheid die ons in ons denken, spreken en schrijven over God onze beperkingen en verstandelijke ontoereikendheid te binnen brengt, dan lopen wij met al onze vergaarde kennis hopeloos vast. Dan mogen we intellectueel veel weten, maar dan kan er een discrepantie ontstaan tussen verstandelijk weten en innerlijke beleving, eenvoudigweg omdat verabsoluteerde kennis de kanalen waarlangs de Heilige Geest in ons wil werken, verstopt.
De vergaarde kennis op het terrein van het geloof heeft over de brede linie van het kerkelijk leven in onze westerse samenleving in het algemeen gesproken niet het rendement van een diepere beleving van de relatie met God opgeleverd, maar veeleer geestelijke denksystemen, behoudzuchtig of modernistisch getint, die verabsoluteerd zijn en die de eenvoudige wijsheid van het leven met God in de weg zijn gaan staan. Wanneer vergaarde kennis in de gemeente van Christus een eigen leven gaat leiden en niet gepaard gaat met de praktische wijsheid die de Heilige Geest ons leert, dan ontstaat er geestelijke verschraling, verkilling, verarming en onderlinge verwijdering en dan komt de onderlinge beoefening van de geloofsverbondenheid onder de spanning te staan van de kritische toetsing van elkaars kennis en inzichten, op puur beschouwelijke wijze, zonder het noodzakelijke besef dat toch tot de wijsheid van al Gods ware kinderen behoort dat wij hier op aarde nooit het laatste licht uit de hemel zullen ontvangen.
Wanneer de hoog ontwikkelde systematische wetenschapsbeoefening op het terrein van het geloof in het Westen zich niet mengt met de milde oosterse wijsheid waarvan heel het Woord van God is doortrokken en waarin zo veel ruimte wordt gelaten voor het besef dat de Heere ons bij veel zekerheden toch ook nog veel te raden heeft overgelaten, dan kan het niet anders of men komt in de kerk voortdurend met elkaar in aanvaring.
Wij zijn nog altijd dankbaar voor de gereformeerde geloofsleer die onze vaderen voor zich en voor ons hebben verwoord en die ook voor deze tijd nog voluit geldigheid heeft. Maar zijn wij in alle kerkgemeenschappen met de belangrijkste noties van die geloofsleer, individueel en in groepsverband niet te veel op eigen wijze aan de gang gegaan en hebben wij aan de geloofsgeheimen die erin vervat zijn vanuit een aangekweekte of opgelegde denkhouding niet te veel een eigen invulling gegeven, zonder die denkhouding door de Heilige Geest zo nodig te laten bijstellen?
Anders gezegd: zijn wij in de kerken door ons denken niet zodanig versteend dat de diepste waarheden van het geloof geen kans meer krijgen om in ons leven door de werking van de Heilige Geest werkelijk tot gelding te komen? Meerdere vergaderingen zijn in de kerken over het algemeen rijk aan discussies over zaken van algemene en controversiële aard en arm aan uitingen en uitwisseling van gezamenlijke ervaring en viering van de geloofsgeheimen.
Onbevangenheid
Te hopen is dat allereerst in de plaatselijke gemeenten, maar ook in de andere verbanden van het brede kerkelijk leven, de door hoogmoed, zelfgenoegzaamheid, eigenzinnigheid en puur intellectualistisch denken aangekoekte en vastgeroeste denkbeelden worden doorbroken. Dat we in kinderlijke onbevangenheid, die de Heere Jezus voorwaarde noemde voor het binnengaan in Gods Koninkrijk, de werkelijkheden van zonde en genade, schuld en vergeving, rechtvaardiging en heiliging opnieuw mogen leren spellen, om er samen verrukt over te zijn dat God ons die geheimen voluit heeft willen toevertrouwen. Dan kan er voor het christendom in het Westen nog toekomst zijn.
De auteur was werkzaam in de financieel-economische sector en ruim 45 jaar ouderling van de christelijke gereformeerde kerk in Den Haag-Zuid.