Het is zeker dat het geloof van de uitverkoren kinderen van God van een bijzondere kracht is. Zij kunnen er bergen door verzetten en grote dingen doen, zoals in Hebreeën 11 grote dingen worden vermeld: koninkrijken overwinnen, de muilen der leeuwen toehouden, de kracht van het vuur uitblussen en dergelijke dingen meer.Zo zeker is het ook dat dit geloof niet aanstonds tot de hoogste trap van de volkomenheid is. Het is juist dikwijls aan zwakheid onderworpen en heeft versterking nodig.

Daarom zoekt hij de Heere in de verordineerde middelen, zonder een gepaste gelegenheid te laten voorbijgaan. Het is het Woord van de Heere dat hij dag en nacht zoekt te overdenken. Ja, dat tracht hij te onderzoeken en na te sporen als een verborgen schat.

Hij tracht zich ook in alle getrouwheid te bedienen van de sacramenten, zoals wij dat levendig in onze kamerling zien. Nadat hij zijn hart onder de prediking van Filippus door het geloof naar Jezus voelde uitgaan, begeerde hij direct toen hij maar water zag, gedoopt te worden. Bij dat water gaf de kamerling zijn begeerte om gedoopt te worden aan Filippus te kennen met deze woorden: „Ziedaar water; wat verhindert mij gedoopt te worden?”

Franciscus Kuyper, predikant te Woudrichem (De eersteling van Morenland, 1738)