Orgaandonatie is daad van naastenliefde
Veel wordt er gesproken over de te lange wachtlijsten bij nierdonatie. Maar over de voors en tegens van de nieuwe Wet op de orgaandonatie en van de nieuwe systemen hoort men niet zo veel. Naar aanleiding van een opinieartikel in het RD van 27 november, ”Systeem orgaandonatie staat volop ter discussie”, geeft W. C. den Breems
een eerste aanzet. Ondanks dat de neerwaartse beweging in het aanbod van postmortale nieren verandert in een stabilisatie van het aanbod, laait de discussie tot een herziening van de Wet op de orgaandonatie (WOD) weer op. Nierpatiëntenverenigingen strijden al sinds jaar en dag voor een beter systeem. Al voordat de Wet op de orgaandonatie een feit was, pleitten zij voor een ”geenbezwaarsysteem”: een systeem waarbij iedere volwassene automatisch donor is, tenzij deze zich als bezwaarde laat registreren. Zij zijn ervan overtuigd dat alleen dít systeem mensen tot nadenken stemt en uiteindelijk meer organen oplevert.
Maar het blijft niet alleen bij de discussie over een herziening van de wet, ook andere mogelijkheden worden onderzocht, besproken en zelfs al toegepast. Behalve over het geenbezwaarsysteem praat men ook over het ”streepjevoorsysteem”. Dit betekent dat wie zich heeft laten registreren als donor, voorrang heeft bij transplantatie.
Rechtsgeldig
Voor beide is veel te zeggen, zij het dat bij het geenbezwaarsysteem de staat in feite beslist over je lichaam na de dood; en dat is onacceptabel. Het streepjevoorsysteem lijkt dan ook het meest voor de hand liggend. Immers, als men geen donor wil zijn maar wel -indien het nodig is- een nier wil ontvangen, dan is dat inconsequent. Hierbij moet wel de kanttekening geplaatst worden dat ieder mens recht heeft op een transplantatie. Maar of het streepjevoorsysteem het aantal registraties doet verhogen, is maar de vraag.
Het beste is dus mijns inziens het behoud van het huidige, zogenaamde ”volledigebeslissysteem”. De angst om zich te laten registreren is weliswaar groot: het is maar eng en wat doen ze dan allemaal met je lichaam? Maar toch moet men erop vertrouwen dat na overlijden het orgaan zorgvuldig wordt weggenomen en de piëteit voor de overledene en de aandacht voor de nabestaanden zeer in acht worden genomen. Het zal zo moeten zijn dat als iemand zich heeft laten registreren, dat te allen tijde rechtsgeldig is. Tenslotte heeft diegene besloten om na overlijden een orgaan ter beschikking te stellen. De familie doet dan geen recht aan het besluit van de overledene uit naastenliefde een orgaan af te staan, als ze alsnog weigert. Het is wel verstandig als degene die zich laat registreren dit goed bespreekbaar maakt met de familie en dat bij het codicil vastlegt.
Besluiten nemen in dit alles blijft moeilijk. Ethische vraagstukken zullen daarbij ook veel twijfel geven. Een antwoord kan zijn dat het juiste motief naastenliefde en dienstbetoon zijn. We hebben ons lichaam ontvangen om er dienstbaar mee te zijn, ter ere van onze Schepper.
Enge ontwikkeling
Ingrijpender is de nieuwe techniek cross-overtransplantaties. Hierbij worden koppels aan elkaar verbonden. Als de personen van het ene koppel niet bij elkaar passen, zal een ander koppel gezocht worden om eventueel een soort kruisdonatie te doen plaatsvinden. Het zijn dan veelal personen die elkaar niet kennen. Dit is een enge ontwikkeling, vooral als één persoon niet geschikt is of als er een afstoting plaatsvindt. De consequenties zijn dan niet te overzien en het kan verregaande emotionele gevolgen hebben.
Een ander fenomeen is dat er in een familie een nierpatiënt is en dat broers, zussen of andere familieleden zich dan gezamenlijk aanmelden. Een geweldig gebaar natuurlijk. Maar in zo’n situatie wordt aan de arts nog wel eens de vraag gesteld: „Kunt u niet zeggen dat ik niet geschikt ben?” Emotionele gebeurtenissen waaraan zomaar niet voorbijgegaan mag worden. Ook komt het voor dat als er meer personen geschikt zijn, iemand door de familie wordt aangewezen, en dat is zeer zorgelijk.
Zakelijk gezien zijn al deze mogelijkheden voor de transplantatiecentra een vooruitgang, maar het menselijke mag in geen geval ondergeschikt raken; en daar zijn wel eens vraagtekens bij te plaatsen.
Het komt regelmatig voor dat bij leven bijvoorbeeld aan een partner, een broer of zus of aan een kind een nier wordt gedoneerd. Zeer bijzonder is het dat eens iemand een nier heeft afgestaan aan een plaatsgenoot die hard een nier nodig had. Een Samaritaanse donatie noemt men dat. Dit zijn besluiten van diepgaande aard. De al genoemde naastenliefde en het dienstbetoon aan de medemens zijn hier in het bijzonder sterk aanwezig. Maar die moeten wel de enige drijfveer zijn.
Herziening
Begin 2004 zal de huidige wet geëvalueerd worden en dan is de kans groot dat er een overgang van het huidige systeem naar een geenbezwaarsysteem zal plaatsvinden. Mogen we dan akkoord gaan met het automatisch donor zijn en geven we dan aan welke organen weggenomen mogen worden, of tekenen we bezwaar aan? Het is verstandig tijdig hierover na te denken en niet tot het laatste moment te wachten. In Jakobus 1:5 lezen we: „Indien iemand van u wijsheid ontbreekt, dat hij ze van God begere, Die een iegelijk mildelijk geeft, en niet verwijt; en het zal hem gegeven worden.” Hier mogen we het vertrouwen hebben dat God in zulke moeilijke vraagstukken zeker antwoord geeft.
De auteur is nierdonor en betrokken bij de Nierpatiëntenvereniging LVD.