Drinkbeker
Lukas 22:41b, 42a
„En knielde neder en bad, zeggende: Vader, of Gij wildet deze drinkbeker van Mij wegnemen!”
Die beker houdt in al het bittere en verschrikkelijke dat een kind Gods ondervindt wanneer het zijn zonde voelt, en de toorn van God daarover. De duivel heeft al zijn gif erin geworpen, de hel, de dood en al zijn kwellingen. De Heere moest die drinkbeker drinken. Daarom bidt Hij: „Vader, of U wilde deze drinkbeker van Mij wegnemen!” De Heere kende immers de zonde niet, zelfs in de meest verborgen gedachte niet. Hoe kan Hij dan Gods toorn voelen? Wij weten wel waar het vandaan komt, wij weten wel dat wij het verdiend hebben; maar deze heilige, onschuldige Jezus: Hij kon immers niet één ogenblik de toorn van God uithouden. Hij kon immers niet de verschrikkelijke drinkbeker leegdrinken. Nee! Hij kon het niet. Daarom bidt Hij als een waarachtig mens: „Of U wilde deze drinkbeker van Mij wegnemen.” Hij voegt er echter aan toe: „Doch niet Mijn wil, maar de Uwe geschiede.” O, arme ellendige, die onder uw zonde zucht, u zult toch de drinkbeker van de toorn van God niet drinken. Wij moesten eigenlijk de drinkbeker leegdrinken. Want wij hebben gezondigd tegen Gods wet en voor de rechterstoel Gods moesten wij de drinkbeker ledigen. Maar deze is zo groot en heeft zo veel in zich besloten, dat u die in eeuwigheid niet kunt leegdrinken. Maar de Borg, de Middelaar Gods en der mensen, Hij drinkt die leeg.
Dr. H. F. Kohlbrugge, predikant te Elberfeld (”Schriftverklaringen”, 1965)