„Wedergeboorte, iets wat op je valt”
ALMKERK. De wedergeboorte is een noodzakelijk werk van God in ons, zonder ons. „Het valt op je. Wedergeboorte is een geboorte uit God.”
Dat zei ds. K. Veldman, hersteld hervormd emeritus predikant, zaterdag tijdens de regionale ontmoetingsdag in het Noord-Brabantse Almkerk. De ontmoetingsdag, die twee keer per jaar wordt gehouden, trok zo’n zestig mensen. ’s Morgens sprak ds. Veldman, ’s middags voerde de hersteld hervormde emeritus predikant ds. A. den Hartog het woord.
Ds. Veldman belichtte de wedergeboorte vanuit de geschiedenis van Nicodemus, die in de nacht tot Jezus kwam (Johannes 3). Nicodemus, de overste der Joden, moest leren dat het Koninkrijk van God niet een koninkrijk van deze wereld is maar een geestelijk koninkrijk, stelde ds. Veldman.
Volgens de predikant uit Alblasserdam is de wedergeboorte niet iets wat je kunt tegenstaan en ook niet iets wat je zelf kunt bewerken. „Het is een bovennatuurlijk werk van God de Heilige Geest in ons. Het valt op je”, zei hij.
Wedergeboorte heeft twee kanten, zo vervolgde hij. Enerzijds wordt ze door God gewerkt. Daarin is de mens lijdelijk. Anderzijds wordt het geloof door God in de mens ingestort.
Ds. Veldman noemde dat het dadelijke werk van de wedergeboorte. De wedergeboorte werkt volgens hem vruchten van geloof, hoop en liefde. Een andere vrucht van de wedergeboorte noemde hij verlichte ogen des verstands. „Je gaat zien wat je nog nooit gezien hebt.”
Bekering is berouw, stelde hij. „Berouw leert komen tot schuldbelijdenis en strafaanvaarding. Die mensen leren bukken en buigen onder Gods recht. God eist bekering en Hij geeft het ook.”
Volgens de predikant maakt alleen het zien op de koperen slang een mens niet zalig. „Dat zien is nog geen hebben. Alleen het zien met de ogen van het geloof op de verhoogde Christus maakt een mens zalig. Die in Hem gelooft zal niet verderven, maar het eeuwige leven hebben.”
Over wat geloof is, sprak in de middagbijeenkomst ds. A. den Hartog. Hij deed dat naar aanleiding van 1 Petrus 2:7: „U dan, die gelooft, is Hij dierbaar.” De hersteld hervormde predikant uit Ochten noemde dat een onbedrieglijk kenmerk van het waar zaligmakend geloof. Petrus verwijst in de tekst naar de vreemdelingen, verstrooid in Pontus, Galatië, Kappadocië, Azië en Bithynië. „Het zijn niet alleen vreemdelingen omdat ze uit hun land weg zijn”, aldus de predikant. „Petrus noemt hen ook uitverkorenen naar de voorkennis van God de Vader.”
Het gaat om hen die geloven. „Maar dat is hier niet een historisch geloof, een tijdgeloof en ook niet een wondergeloof. Het betreft hier het waar zaligmakend geloof.”
Als dat gekend wordt, dan is Hij dierbaar, vervolgde ds. Den Hartog. „Het gaat om de Heere Jezus Christus alleen. Als Hij in mijn leven komt, is Hij mij dierbaar.” Petrus roept de vreemdelingen en verstrooiden ertoe op alle kwaadheid, bedrog, geveinsdheid, nijdigheid en achterklap af te leggen en als nieuwgeboren kinderkens zeer begerig te zijn naar de redelijke en onvervalste melk, „opdat gij door dezelve moogt opwassen.”