Wim Nijkamp, zorgondernemer met vuur en visie
Zijn medewerkers werden soms moe van het elan van Wim Nijkamp, maar het leverde wel wat op. Van een kleine kraamorganisatie groeide RST Zorgverleners uit tot een professionele en financieel gezonde thuiszorginstelling. „Ook bij impopulaire maatregelen houd ik van openheid en helderheid.”
Waar levens worden vernieuwd, staat er met grote witte letters op de gevel van het pand aan de Burgemeester Kuntzelaan in Barneveld. De slogan blijkt niet te behoren bij RST Zorgverleners, maar bij de DoorBrekers. De stafleden van de spraakmakende christengemeente streken neer naast het kantoor van de reformatorische thuiszorgorganisatie, die onder Wim Nijkamp tot grote bloei kwam.
Hebt u prettig contact met de buren?
„Ja hoor, we zeggen elkaar vriendelijk goedendag. Ze kwamen hier toen ze onderling een beetje ruzie kregen.”
Zou hun slogan ook op uw deel van het kantoorpand kunnen staan?
„Nou, nee, we zijn geen organisatie voor evangelisatie. Wel dragen we zorg voor nieuw leven. In 2013 hebben we 3448 kramen mogen begeleiden, een record.”
En RST kregen voor de vierde keer op rij de award voor ”Koploper in de zorg”. Trots?
„Uiteraard, dat zegt iets over de club. Alles is echter relatief: morgen kan het anders zijn. In elk interview zeg ik ten minste één keer: „Je moet je identiteit vasthouden, maar niet ten koste van de kwaliteit.” Belangrijk is dat we met beide pootjes op de grond blijven staan. Dat past bij de mentaliteit van een Rijssenaar: Nit zeur’n mer anpak’n! In die sfeer ben ik opgevoed, als tweede in een gezin met tien kinderen.”
Hoe kijkt u daarop terug?
„Ik heb een geweldige jeugd gehad. We woonden aan de rand van Rijssen, waar mijn vader door keihard werken een eigen sloopbedrijf opbouwde. Als kinderen hadden we een enorme vrijheid. De vrijheidsdrang gaat in je genen zitten, net als de ondernemerszin. Toen ik samen met collega’s in Zwolle van de grond af een reformatorische school voor speciaal onderwijs opbouwde, de Eliëzer en Obadjaschool, moest ik vaak aan mijn vader denken. Dag en nacht was ik ermee bezig.”
Medewerkers typeren u als bevlogen, open en een tikkeltje eigenwijs.
„Dat klopt, in mijn hart ben ik nog altijd onderwijzer. Omdat schoolmeesters zelden worden tegengesproken en voor de leerlingen identificatiefiguur zijn, lopen ze het gevaar daarin een beetje door te slaan.
Buiten het onderwijs kom je jezelf dan tegen. In de loop der jaren ben ik wel wat veranderd, niet alleen door de correctie van mijn vrouw en kinderen maar ook door de feedback van collega’s. De gedrevenheid heb ik behouden.”
Hebt u nooit overwogen in het bedrijf van uw vader te gaan?
„Nee, dat is overgenomen door Mannus, mijn oudste broer, met wie ik nog altijd een sterke band heb. In mijn vrije tijd ging ik soms mee, maar vanaf de vijfde klas van de lagere school wist ik dat ik onderwijzer wilde worden. Door meester Kuipers. Die man had de gave om zijn enthousiasme op ons over te dragen. Dat is voor mij hét kenmerk van een goede leider.”
Wat hebt u overgehouden van het sloopbedrijf?
„Doorzettingsvermogen en mensenkennis. In een sloperij ontmoet je allerlei volk, daar heb ik veel gemak van gehad. De Eliëzer en Obadjaschool kreeg het schoolgebouw van een woonwagenkamp toegewezen, omdat de eigen scholen voor woonwagenbewoners werden opgeven. Die mensen zagen ons als indringers.
„Ik ga er wel een keer naartoe”, zei ik tegen de verantwoordelijke ambtenaar op het gemeentehuis. Dat moest ik beslist niet doen, maar dat advies heb ik naast me neergelegd. Toen we open dag hielden, waren er ook veel woonwagenbewoners aanwezig. Bij de deur verwelkomde ik iedereen. Dat stelden die mensen geweldig op prijs.
Het begroeten van mensen vind ik heel belangrijk. ’s Morgens neem ik de trap en zeg ik alle medewerkers in dit kantoor even gedag. Voor mij is iedereen gelijk, op het werk heb ik geen bijzondere vriendjes.”
Wat bewoog u om te solliciteren bij een organisatie voor kraamzorg?
„Ik had het gevoel dat ik meer aankon dan het leiden van die school in Zwolle. In 1994 adverteerde de Reformatorische Stichting Thuiszorg in het RD voor een algemeen directeur. Die advertentie heb ik uitgeknipt zonder er iets mee te doen. Een jaar later stond er opnieuw een advertentie in de krant, toen reageerde ik wel. Vraag me niet waarom. Wel weet ik zeker dat ons leven wordt geleid.
Op mijn verjaardag, 24 november, heb ik gesolliciteerd. In de kerstvakantie kreeg ik signalen dat er bij de RST nogal wat moeilijkheden waren en heb ik het bestuur laten weten dat ik me terugtrok, maar die organisatie liet me niet los. Een paar maanden later werd ik gebeld met het bericht dat ik op nummer één stond. Of ik bereid was het directeurschap op me te nemen. Ik moest dan wel een assessment volgen, naar Barneveld verhuizen en een jaarcontract accepteren. Daar voelde ik niets voor, toch heb ik het gedaan. Ik was ervan overtuigd dat ik daar iets moest betekenen. De ondernemer in me zei dat er van de organisatie iets moois te maken viel. We hadden destijds een omzet van 1,5 miljoen gulden. Nu zitten we op 26 miljoen euro en hebben we ruim 1350 medewerkers in dienst.”
Dankzij u?
„Nee, dankzij de medewerkers. Een goede bestuurder weet professionele mensen om zich heen te verzamelen, en die met elkaar te verbinden. Daar heb ik veel tijd in gestoken. Je hoeft als leider niet van alles binnen de instelling verstand te hebben, je moet wel over vuur en visie beschikken.
Wij waren een van de eerste thuiszorginstellingen met een kwaliteitscertificaat. Toen ik zei: „We gaan certificeren”, keken de medewerkers me aan of ik een vlaag van verstandsverbijstering had. Toch heb ik doorgezet en de mensen gingen mee. Ze hebben bergen werk verzet. Door dat traject kregen we de interne organisatie beter op orde en vielen we ineens op. Dat is enorm belangrijk voor het aantrekken van nieuwe cliënten en het contact met de instanties die verantwoordelijk zijn voor de financiering van de zorg.”
Waren er ook mensen die op uw gedrevenheid afknapten?
„Ongetwijfeld. Dat turbogedoe is niet voor iedereen leuk. Ik ben inmiddels wel wat rustiger geworden.”
U bent een vurig pleitbezorger van de thuisbevalling. Waarom?
„Omdat ik denk dat de meeste moeders het liefst in de thuissituatie bevallen. Meestal kan dat ook. Het hele leger van Napoleon is thuis geboren. Prima als vrouwen ervoor kiezen om in het ziekenhuis te bevallen, maar je moet hen niet daartoe verplichten. Met de medicalisering en hospitalisering van een natuurlijk proces heb ik moeite.”
U bent ook actief binnen ActiZ, de vereniging van zorgondernemers. Voelt u zich primair zorgverlener of ondernemer?
„Ondernemer, met gevoel voor mensen. Ik strijd ervoor dat ze goede zorg krijgen, maar als directeur van een steenfabriek had ik waarschijnlijk ook wel kunnen scoren.”
Geeft u leiding aan de RST zoals broer Mannus het sloopbedrijf leidt?
„Nee, een organisatie die het moet hebben van menskracht vraagt een andere bedrijfsvoering dan een onderneming waar vooral machines worden ingezet. Elk besluit dat medebestuurder Jeanet van Essen en ik nemen, wordt door het hele managementteam gedragen. Is een beleidsstuk eenmaal vastgesteld en goedgekeurd, dan verwacht ik dat iedereen binnen de organisatie zich er ook aan houdt. Wie er niet mee kan leven, moet elders werk zien te vinden.”
In het achterliggende jaar dreigde Eleos om te vallen. Kan dat ook de RST overkomen?
„Ik praat nooit over bedreigingen, maar altijd over uitdagingen. Wij zijn geconfronteerd met dezelfde uitdagingen als die van Eleos. Daar moet je tijdig op anticiperen. Toen we de overheveling van zorg naar de gemeenten zagen aankomen, hebben we berekend dat wij 110 gemeenten zouden moeten benaderen. Honderdtien! Dat was voor mij geen doen.
In een brainstormsessie met Jeanet kwamen we tot de conclusie dat we daarvoor een speciale ambassadeur moesten aantrekken. Lambert Kisteman van Qompassie creatieve communicatie leek ons de geschikte persoon. Dan wacht ik niet tot morgen, maar pak ik meteen de telefoon. „Hé Lambert, hoe is het jongen? Waar zit jij ergens? Kun jij hier met een halfuur zijn, dan zorg ik dat de koffie gereed staat.”
In de periode waarin we de laatste award kregen, ontvingen we het bericht dat bepaalde zorg die we verlenen niet meer zou worden vergoed. Dan moet je direct bijsturen. Ook bij impopulaire maatregelen houd ik van openheid en helderheid. Verder is belangrijk dat je je identiteit stevig vasthoudt. Wij richten ons op dezelfde achterban als de reformatorische scholen.”
Is dat een principiële of een strategische keus?
„Beide. Een duidelijke koers geeft naar buiten toe herkenbaarheid en intern duidelijkheid. Daarom ben ik altijd beducht geweest voor verbreding. Door mijn oud gereformeerde herkomst ben ik een interkerkelijke denker en sta ik open voor samenwerking, maar nooit ten koste van ons profiel. In de identiteit ligt ons bestaansrecht. Laat je die geleidelijk wegvloeien, dan graaf je je eigen graf. Overheden gaan dan terecht de vraag stellen wat je nog toevoegt aan algemene organisaties.”
Hoe beziet u de toekomst voor reformatorische zorginstellingen?
„Die hangt voor een belangrijk deel af van de ontwikkeling van de gereformeerde gezindte. Zijn wij ons nog bewust van wat wij de achterliggende decennia van de Heere hebben ontvangen? Staan we nog écht voor Bijbels genormeerde zorg, Bijbels genormeerd onderwijs, een Bijbels genormeerd leven? Of zijn we de ethiek van de Bijbel aan het verliezen? Daar maak ik me meer zorgen over dan over bijvoorbeeld de opmars van D66.”
Wat is voor u de kern van christelijke zorg?
„Vanuit de liefde tot God je naaste liefhebben als jezelf. Mij wordt soms verweten dat RST Zorgverleners er alleen voor mensen van het eigen houtje is. Dat is waar, daarom valt de RST voor mij niet samen met christelijke zorg. Deze organisatie heeft een smalle doelstelling, maar als individuele christenen hebben we als het goed is een boodschap voor de wereld en weten we ons betrokken op de wereld.”
Na vijf jaar in Barneveld te hebben gewoond keerde u alweer terug naar Rijssen. Wat is de geheime aantrekkingskracht van deze plaats?
„Je moet er geboren zijn om dat aan te voelen. Het is denk ik de mix van de no-nonsensementaliteit, een bepaalde mate van ongebondenheid en de ”noaberschap”. Zorgen voor elkaar zonder er direct wat voor terug te verwachten. Dat sprak me ook aan in Staphorst, waar ik mijn loopbaan als onderwijzer begon.
Voor mijn vrouw en kinderen was de verhuizing naar Barneveld echt een offer. Ook vier van de vijf kinderen wonen inmiddels weer in Rijssen. Een echte Riessender keert terug. Ik ga er nu onder geen beding meer weg.”
Levensloop Wim Nijkamp
Jan Willem Dinant Nijkamp (1955) werkte na het behalen van zijn pabodiploma negen jaar als leerkracht in Staphorst. Van 1986 tot 1996 was hij algemeen directeur van de Eliëzer en Obdajaschool voor speciaal (voortgezet) onderwijs in Zwolle. Vanaf 1996 geeft hij leiding aan RST Zorgverleners, sinds 2003 als voorzitter van de raad van bestuur. Daarnaast is hij actief binnen ActiZ (vereniging van zorgondernemers) en lid van de landelijke klachtencommissie voor het reformatorisch primair onderwijs. Nijkamp is gehuwd en (groot)vader van vijf kinderen en tien kleinkinderen. Kerkelijk behoort hij tot de Gereformeerde Gemeenten.