Veel religiekritiek slaat plank mis
Moet je het christelijk geloof behandelen als een wetenschappelijke hypothese?
„Wij zijn als mens in de wereld geworpen”, stelt de Duitse filosoof Martin Heidegger. En als zodanig proberen we houvast te vinden, door onszelf en de wereld te interpreteren. De mens is een interpreterend wezen. Zo brengen wij richting en structuur aan in ons leven. Ieder van ons ontwikkelt een wereldbeeld, een oriëntatiekader voor het kunnen verstaan van, en het kunnen omgaan met de wereld waarin wij zijn „geworpen.”
Een wereldbeeld bestaat enerzijds uit opvattingen over de aard van de wereld en de plaats van de mens daarin. Maar anderzijds omvat een wereldbeeld ook een visie op wat we in deze wereld moeten doen en nastreven om een goed en zinvol leven te leiden. Wereldbeelden zijn daarom existentiële gehelen van theoretische opvattingen en praktische leidraden. Wereldbeelden, zoals christendom of atheïsme, mogen dan ook niet verward worden met wetenschappelijke theorieën.
Geen mens kan zonder een wereldbeeld. We hebben het niet alleen nodig om ons in de wereld te oriënteren, maar ook om eenheid aan te brengen in ons leven en onze persoonlijke identiteit vorm te geven. Ieder van ons gaat dan ook onvermijdelijk bewust of onbewust op zoek naar een wereldbeeld dat het beste bij hem of haar past. We kunnen niet anders.
Criteria
Dit betekent echter niet dat alle wereldbeelden even redelijk zijn. We kunnen vragen naar de mate van redelijkheid van een bepaald wereldbeeld, door na te gaan in hoeverre het samenhangend en overtuigend is, praktisch leefbaar is, onze wereld en onze ervaringen betekenisvol structureert en inzichtelijk maakt, ons kan leiden in ons concreet geleefde leven, recht doet aan menselijke noden en ons helpt bij het omgaan met existentiële kwesties.
Om tot een zinvolle beoordeling van de redelijkheid van een wereldbeeld te komen, moeten we dus zowel praktische als theoretische criteria in de evaluatie betrekken. We kunnen ons niet eenzijdig richten op alleen theoretische criteria, zoals wetenschappers voor hun theorieën doen.
Als het gaat om het rationeel evalueren van wereldbeelden, werken we dus met een ander begrip van rationaliteit dan in de wetenschap. Wel is er sprake van een zekere overlap tussen beiden. Zo is het criterium van plausibiliteit en van de mate waarin een theorie de werkelijkheid verklaart relevant voor zowel wereldbeelden als voor onze wetenschappelijke theorieën. En vanwege het plausibiliteitscriterium is het zelfs van belang dat een wereldbeeld niet strijdig is met de resultaten van algemeen erkend wetenschappelijk onderzoek.
Grote vragen
Zodra je inziet dat zowel theoretische als praktische criteria cruciaal zijn voor de vraag of een bepaald wereldbeeld redelijk is, wordt duidelijk waarom veel hedendaagse religiekritiek, zoals die van Herman Philipse in zijn boek ”God in the Age of Science?”, de plank misslaat. Dergelijke kritiek heeft namelijk slechts oog voor theoretische redenen en negeert de praktische redenen die mensen kunnen hebben voor hun wereldbeeld. De menselijke „geworpenheid” wordt veronachtzaamd.
Als je het christendom niet als wetenschappelijke theorie, maar als wereldbeeld beoordeelt, blijken er goede redenen voor te zijn. Christendom is als theïstisch wereldbeeld namelijk coherent en niet in strijd met wetenschap, zoals vaak wordt gedacht. Ook geeft het een samenhangend antwoord op de grote vragen van de mensheid, zoals de oorsprong van de kosmos, het leven, bewustzijn en morele waarden.
Bovendien is theïsme in staat veel andere fenomenen op een betekenisvolle wijze te duiden, zoals (a) dat er iets is en niet gewoon niets, (b) het bestaan van universele en stabiele natuurwetten, (c) dat de kosmos een absoluut begin heeft gehad, (d) de opmerkelijke elegantie en effectiviteit van wiskunde als beschrijvingstaal van de natuur, (e) de opvallende fine-tuning van de kosmos, (f) ervaringen van bewustzijn en vrije wil, (g) het enorme verklaringssucces van ons redevermogen, (h) ervaringen van de objectiviteit van bepaalde morele waarden, (i) ervaringen van het schone en het sublieme, (j) religieuze ervaringen, en (k) de ervaring van esthetische verhevenheid, ethische waarachtigheid, wijsgerige diepte en religieuze genialiteit die juist het lezen van Bijbelverhalen weet op te roepen.
De Britse apologeet C. S. Lewis zei eens: „I believe in Christianity as I believe that the sun has risen, not only because I see it, but because by it I see everything else” („Ik geloof in het christendom zoals ik geloof dat de zon is opgekomen: niet alleen omdat ik de zon zie, maar omdat ik door de zon al het andere zie”). Geloof in God hangt dan ook samen met wat we met Heidegger de „Lichtung” van het zijn zouden kunnen noemen: vanuit theïstisch perspectief wordt het mogelijk om wat eerst in de schaduw verborgen was te ontsluiten. Je krijgt er oog voor.
De Britse theoloog Alister McGrath vertelde ooit dat hij pas overtuigd raakte van de waarheid van het christendom doordat hij de dingen anders ging zien. Vanuit de gedachte dat God bestaat, viel alles beter op z’n plaats, veel beter dan bij het atheïsme, aldus McGrath. Het kan inderdaad een enorm bevrijdende ervaring zijn om ineens te merken dat de dingen veel beter op hun plaats vallen, beter begrepen kunnen worden, betekenisvoller zijn, wanneer aangenomen wordt dat God bestaat.
Tragisch
Niet voor niets is theïsme wereldwijd de meest gewortelde en verspreide levensovertuiging. Door theïsme als wereldbeeld in plaats van als wetenschappelijke theorie te beoordelen wordt pas echt duidelijk waarom. Zou dit misschien de reden zijn dat veel atheïsten zich nog steeds halsstarrig blijven vastklampen aan de illusie dat Godsgeloof als wetenschappelijke hypothese geëvalueerd moet worden in plaats van als wereldbeeld, als manier van leven, als wijze van in de wereld zijn?
Wie zichzelf verliest in het misverstand dat een wereldbeeld een wetenschappelijke hypothese is, ontzegt zich de mogelijkheid om wereldbeelden redelijk te beoordelen en adequaat te vergelijken. Dat is tragisch, omdat het hier gaat om de voor ieder mens existentieel onvermijdelijke vraag hoe in dit leven te staan, hoe dit leven te leven.
Dr. ir. Emanuel Rutten is als onderzoeker verbonden aan het Abraham Kuyper Centrum voor Wetenschap en Religie van de Vrije Universiteit in Amsterdam. Heeft u een vraag voor deze rubriek of wilt u reageren? weerwoord@refdag.nl
Literatuur G.J.E. Rutten, Over de rationele rechtvaardiging van Godsgeloof, Radix, Tijdschrift over geloof en wetenschap, Jaargang 39, 2, 2013, pp. 140-154 (beschikbaar op gjerutten.nl)