Van Ardenne wil grotere rol voor religie
De regering gaat in het ontwikkelingsbeleid meer dan voorheen apart aandacht besteden aan de rol van godsdienst of overtuiging. De bestrijding van schending van godsdienstvrijheid zal vooral via internationale fora zoals de VN en de EU blijven lopen.
Dat schrijven de ministers Bot van Buitenlandse Zaken en Van Ardenne van Ontwikkelingssamenwerking in een notitie aan de Tweede Kamer.
ChristenUnie-kamerlid Huizinga had eind vorig jaar om de notitie gevraagd, omdat een eerder document over dit onderwerp uit 1998 „enorm theoretisch was.” In een eerste reactie zei Huizinga dinsdagmorgen dat ze het „positief” vindt dat de regering religie meer aandacht wil geven in het ontwikkelingsbeleid.
Het kabinet komt in de vervolgnotitie tegemoet aan haar wens een beter beeld te krijgen van schendingen van godsdienstvrijheid in de wereld. Huizinga is geschrokken van het beeld dat de notitie geeft. De godsdienstvrijheid van minderheidsgroeperingen is in een aantal landen en regio’s de laatste vijf jaar sterker onder druk komen te staan. Daarnaast zijn als gevolg van de gebeurtenissen op 11 september 2001 religieuze spanningen in de wereld toegenomen. „De situatie is dus onverminderd ernstig”, concludeert het ChristenUnie-kamerlid.
De bewindslieden schetsen in de notitie een somber beeld van de wereldwijde naleving van het recht op godsdienstvrijheid. Die naleving is in de afgelopen jaren „niet verbeterd.” In tal van landen is de positie van minderheidsgroepen die zich onderscheiden door hun godsdienst of overtuiging „nog steeds precair. Kernprobleem is meestal dat de staat zich niet onafhankelijk opstelt en in sommige gevallen zelfs actief meewerkt aan discriminatie en vervolging van dergelijke minderheden.”
Over de hele wereld zijn de ontwikkelingen zorgwekkend, blijkt uit de notitie. Een waslijst aan landen maakt zich in meerdere of mindere mate schuldig aan het schenden van het recht op godsdienstvrijheid. Negatieve uitschieters zijn bijvoorbeeld Laos, Noord-Korea en China. Daar is sprake van directe christenvervolging. In veel Europese landen worden minderheidsgroepen geregistreerd of hebben zij weinig bewegingsvrijheid als gevolg van de bevoorrechte positie van de dominante kerken, zoals de Grieks-Orthodoxe Kerk in Griekenland. Als gevolg van de gebeurtenissen van 11 september 2001 is er in West-Europa en Noord-Amerika bovendien „een groot aantal incidenten” geweest jegens moslims.
De „expliciete aandacht” voor godsdienst bij het ontwikkelingsbeleid is recent al toegenomen, schrijven de minister Bot en Van Ardenne. Ook in de toekomst willen ze daaraan „meer dan voorheen” apart aandacht besteden. Uit onderzoek in 2002 en 2003 is namelijk gebleken dat religie een belangrijke rol kan spelen bij conflictoplossing en bij het herwinnen van vrede. Ook op het punt van aids-bestrijding is een grotere betrokkenheid van religieuze organisaties van belang. De regering vindt daarom dat religieuze organisaties en instituties in ontwikkelingslanden bij het beleid moeten worden betrokken.
De bestrijding van schendingen van godsdienstvrijheid zal vooral via internationale fora als de VN, de EU, de OVSE en de Raad van Europa lopen, stellen de ministers. Ze wijzen erop dat „eenzijdig Nederlands optreden eerder uitzondering dan regel” zal zijn.