In Mbyo wonen moordenaar en slachtoffer naast elkaar
MBYO. Twintig jaar na de genocide leren de mensen in Rwanda weer met elkaar te leven en elkaar te vergeven. In verzoeningsdorpen wonen daders en slachtoffers naast elkaar. Maar hoe functioneert verzoening in de praktijk?
Op zondagen komen alle dorpelingen naar het dorpsplein. Frederic Kazigwemo sleept dan een kan ”ubushera” aan, een zelfgebrouwde gierstdrank. Vrouwen zitten in de schaduw te kletsen, kinderen spelen tussen de bomen. Iedereen krijgt een kopje van de traditionele Rwandese drank.
Frederic Kazigwemo organiseert de bijeenkomsten. In april 1994, toen de genocide in Rwanda losbarstte, hoorde hij bij de daders. Twintig jaar later is hij de vrijwillige burgemeester van Mbyo.
Mbyo is een verzoeningsdorp op een uur rijden van de Rwandese hoofdstad Kigali. In dit dorpje wonen daders en slachtoffers, Hutu’s en Tutsi’s, moordenaars en overlevenden naast elkaar. Het is een poging om het land weer op te bouwen en de mensen te verzoenen.
Gedood
Precies twintig jaar geleden begon de volkenmoord die de samenleving en het land verwoestte. De genocide brak op 7 april 1994 los nadat ’s nachts het vliegtuig van de Rwandese Hutu president Juvénal Habyarimana uit de lucht was geschoten. In de honderd dagen daarna werden zeker 800.000 mensen gedood, vooral Tutsi’s.
Buren doodden hun buren. Frederic Kazigwemo heeft meerdere mensen gedood. Meer dan negen jaar zat hij daarvoor in de gevangenis. Nadat hij werd vrijgelaten, kreeg hij in Mbyo een stuk grond en een huisje.
De genocide heeft niet alleen veel mensen het leven gekost, maar hele families hebben ook de broodwinning verloren. Overlevenden konden niet terug naar hun dorpen. Daders die uit de gevangenis kwamen, hadden geen thuis.
Daarom zijn er zes verzoeningsdorpen gesticht. Mensen moeten er een nieuw leven kunnen beginnen, legt Kazigwemo uit. In Mbyo wonen rond de zestig gezinnen. De non-profitorganisatie Prison Fellowship Rwanda steunt de mensen. „We zijn met vijftien huizen begonnen om te zien of het idee in de praktijk functioneert”, vertelt hij. „Het is gelukt.”
Oppervlakkig
Rwanda laat zien hoe verzoening na een conflict kan functioneren. Is straf de oplossing, vergiffenis, waarheidsvinding?
Het land stond –en staat nog steeds– voor een geweldige uitdaging. Bijna iedereen, elke familie, in het kleine land was betrokken bij de volkenmoord. De gevangenissen en rechtbanken waren niet berekend op het grote aantal daders. Psychologen waren er niet om de overlevenden te helpen. De regering van het nieuwe Rwanda moest beslissen hoe het land en de samenleving weer konden worden opgebouwd.
Het was mogelijk om een verzoeningscommissie te benoemen en uit te zoeken wat er gebeurd is, zoals in Zuid-Afrika na de apartheid. Een andere optie was het oprichten van een rechtbank, zoals het Joegoslaviëtribunaal in Den Haag na de Balkanoorlog.
Rwanda heeft een derde weg gekozen: de focus ligt niet op waarheidsvinding of straf, maar op verzoening. Leiders werden weliswaar door het Rwandatribunaal in Tanzania berecht en op lokaal niveau werden speciale rechtbanken in de gemeenschappen geïntroduceerd. Vrede wordt echter belangrijker gevonden dan rechtvaardigheid.
Rwanda is twintig jaar na de genocide een relatief stabiel land. De economie groeit sterk. Op het eerste gezicht wijst niets er meer op dat hier twintig jaar geleden een volkenmoord plaatsvond. Het land wordt vaak als voorbeeld voor andere Afrikaanse landen gezien, de prestatie is indrukwekkend.
Critici stellen echter dat de verzoening slechts oppervlakkig is. In het dagelijks leven wonen Hutu- en Tutsigezinnen wel naast elkaar, maar ze mijden elkaar, schrijft de Franse journalist Jean Hatzfeld in zijn Rwandaboek ”Strategy of Antelopes.” Ze doen het omdat het niet anders kan. Verzoening zou in Rwanda geen natuurlijk proces zijn maar door de regering worden afgedwongen.
Eenpartijstaat
De regering van president Paul Kagame, die als Tutsileider hielp de genocide te beëindigen, heeft een streng verzoeningsbeleid. Elke laatste zaterdag van de maand doen de mensen in het hele land verplicht vrijwilligerswerk voor de samenleving.
De benamingen Hutu en Tutsi werden tot politiek incorrect verklaard en mochten niet meer worden gebruikt. De regering wil het gevoel van ”één Rwanda” creëren. Het gaat zo ver dat het land inmiddels bijna functioneert als een eenpartijstaat.
De regering spreekt dat tegen. Verzoening wordt niet afgedwongen, zegt Richard Kananga van de Nationale Verzoenings- en Eenheidscommissie in Kigali. „De regering móést iets doen en het initiatief nemen”, zegt hij. „Uiteindelijk zul je zien dat het in het belang van de mensen is.”
Om de vrede te bewaren worden sommige dingen over het hoofd gezien. Een waarheids- en verzoeningscommissie was geen optie. Want voor de Rwandese regering is duidelijk wat er is gebeurd en wie wat heeft gedaan. Het Genocidemuseum in de hoofdstad is er een voorbeeld van: Tutsi’s waren de slachtoffers, Hutu’s de daders, aldus de officiële opvatting. Dat de geschiedenis en het onderwerp iets genuanceerder liggen -–bijvoorbeeld dat er ook Tutsi’s waren die misdrijven pleegden– mag in Rwanda niet worden gezegd.
Er is bovendien weinig oog voor het feit dat woede en haat niet zomaar verdwijnen. In veel dorpen komen mensen daarom bijeen om te praten. In Debating Clubs praten verschillende generaties daders en slachtoffers over hun ervaringen, emoties en gevoelens.
Escalatie
Op woensdagmiddag komen de dorpelingen van Kinyinya, vlak bij Kigali, in een parochiehuis bijeen. Samuel Hatangimana is de directeur van de dorpsschool en de organisator van de wekelijkse vergaderingen. Praten helpt om vertrouwen te creëren en de psychologische gevolgen van de genocide aan te pakken, zegt hij.
In sommige gebieden lijdt rond 80 procent van de bevolking aan posttraumatische stressstoornis, stelt een onderzoek uit 2012. Niemand op het platteland heeft ooit met een psycholoog gesproken. De mensen helpen daarom elkaar.
De praatgroepen kunnen nieuw geweld voorkomen. „Een escalatie is nog steeds mogelijk”, zegt Samuel Hatangimana. Onder de oppervlakte broeien de rancune en de haat, zegt hij. Hij kent de verhalen en de angsten van het dorp.
Het is tijdens de sessies in Kinyinya wel gebeurd dat een dader opstond en openlijk nabestaanden van slachtoffers om vergiffenis vroeg, vertelt Hatangimana. „Verzoening is een lang proces, je moet er continu aan blijven werken.” Voor duurzame stabiliteit moet ook de jonge generatie bij het verzoeningsproces worden betrokken, zegt hij.
Op school
Een paar jaar geleden wilden de kinderen van genocideoverlevenden niet in hetzelfde leslokaal zitten als kinderen van dadergezinnen, vertelt Hatangimana. Samen met de non-profitorganisatie International Alert heeft hij een praatgroep in zijn school opgericht. „Nu zitten kinderen van de vroegere vijanden naast elkaar.”
Ook in verzoeningsdorp Mbyo wil burgemeester Frederic Kazigwemo bereiken dat de verschillen tussen Hutu’s en Tutsi’s, tussen daders en slachtoffers, geen rol meer spelen. Er is een gezamenlijke werkgemeenschap van overlevenden en daders. De dorpelingen verbouwen maniok en mais en verkopen de groente op de markt. „De opbrengst wordt op een gezamenlijke bankrekening gestort”, zegt Kazigwemo. „Als een familie in de problemen komt, kunnen we helpen met het geld van de gemeenschap.”
Hij wil dat Mbyo een gewoon dorp wordt, dat kinderen zonder vooroordelen en angst opgroeien. „Ikzelf kan het dorp verlaten, een Tutsigezin past op mijn kinderen”, zegt Kazigwemo. „Ik hoef niet bang te zijn dat ze zich op mijn kinderen wreken. Dat is hier onmogelijk.”
Dit is het eerste artikel in een tweeluik over Rwanda, twintig jaar na de genocide. Morgen een interview met de Rwandese president Paul Kagame.
Genocide 1994
Op 6 april 1994 werd het vliegtuig van de toenmalige Rwandese president Habyarimana, een Hutu, uit de lucht geschoten. De Tutsi’s kregen de schuld en een dag later begon een volkerenmoord op de Tutsiminderheid (15 procent), die de Hutu’s weer als vanouds zouden willen knechten. Zeker 800.000 Tutsi’s en gematigde Hutu’s werden in honderd dagen vermoord. De Rwandese autoriteiten hebben het zelfs over ruim 1 miljoen doden.
Het is nog altijd onduidelijk wie er achter de aanslag op Habyarimana zat.