Vrijmetselarij kampt met negatief imago van besloten herenclub
LEIDEN. Politiek en samenleving vallen over het feit dat de SGP „vrouwonvriendelijk” is. Maar in de vrijmetselarij is het niet toelaten van vrouwen nog steeds regel – hoewel moeilijk te rijmen met haar oorspronkelijke doelstelling van vrijzinnigheid en tolerantie, stelt promovendus Rien Heijdanus.
Heijdanus, zelf vrijmetselaar, promoveerde donderdag in Leiden op het proefschrift ”Wat beweegt iemand om vrijmetselaar te worden en te blijven? Proeve van een sociaalwetenschappelijk onderzoek naar de Nederlandse vrijmetselaar”. Zijn onderzoek richt zich op vrijmetselaren van het Grootoosten der Nederlanden in de periode 1950 tot 2000.
De vrijmetselarij is een inwijdingsgenootschap dat zich richt op persoonlijke vorming en het werken aan een betere wereld, zo zet de promovendus uiteen. Vrijmetselaren voelen zich nauw verbonden met de oorsprong en bestemming van al het bestaande en aanvaarden daarmee de leiding van wat zij noemen de ”Opperbouwmeester des Heelals”. Dat hoogste ordenend beginsel verwijst weliswaar naar het bovennatuurlijk element in de vrijmetselarij, maar het is een begrip dat zeer breed geïnterpreteerd kan worden door iemand die religieus of atheïstisch is, aldus Heijdanus. Vrijmetselarij vertoont parallellen met het deïsme. „De Opperbouwmeester is niet zozeer een metafoor voor een persoonlijke God, maar meer voor het mysterie van het leven, een scheppende kracht.”
Vrijmetselaren zien de vrijmetselarij als een methode en niet als een religie. Zij kunnen lid van een kerk zijn, maar de relatie daarmee is altijd problematisch en moeizaam geweest. Vrijmetselaren zijn wars van dogma’s. Het gaat om de eigen, individuele zoektocht. De vrijheid heeft echter wel haar beperkingen: iemand die toetreedt, dient het bestaan van een Opperwezen of een Opperbouwmeester des Heelals te erkennen, al is dat begrip meerduidig.
Vrijmetselarij trekt overwegend hoogopgeleiden aan met een hoge sociale status. De meerderheid werkt in de commerciële sector en het bedrijfsleven. De gemiddelde leeftijd bij toetreden is 45 jaar. Het aantal Nederlandse vrijmetselaren schommelt rond de 5800, waarbij de gemiddelde leeftijd ruim boven de 60 jaar ligt.
De vrijmetselarij heeft het imago van een geheim genootschap. Toch is er volgens Heijdanus veel informatie over beschikbaar. Wel loopt de Nederlandse vrijmetselarij –in haar gehechtheid aan traditie, rituelen en symboliek– het risico haar contact met de samenleving te verliezen, stelt hij. Het niet toelaten van vrouwen staat haaks op een tijd die gekenmerkt wordt door emancipatie van de vrouw, democratisering en nivellering. Omdat vrijmetselaren streven naar een betere wereld, is volgens hem meer openheid naar de samenleving noodzakelijk. „Omdat mensen minder gaan geloven maar niet minder religieus worden, is vrijmetselarij op de huidige markt van zin en zingeving een aantrekkelijke optie.”
Zie ook de website van de Universiteit Leiden