Uniemodel verbindt twee polen in SoW-kerken
In het uniemodel dat de hoofdbesturen van de Gereformeerde Bond (GB) en de Confessionele Vereniging (CV) hebben uitgewerkt, blijven de drie SoW-kerken met hun kerkorden overeind. Aan de andere kant kunnen gemeenten die dat willen tot volledige eenwording komen.
Het voorstel dat beide hervormde modaliteitsorganisaties gisteren aan het triomoderamen hebben aangeboden, speelt zich, aldus GB-voorzitter ds. G. D. Kamphuis, af tussen twee polen. Aan de ene kant gemeenten die reeds gefedereerd zijn en verder zouden willen. Aan de andere kant bezwaarden die zeggen niet in het SoW-proces, zoals dat nu vorm krijgt, mee te kunnen.
In het voorstel om tot een unie te komen, zien CV en GB een begaanbare weg uit de huidige impasse. Het kan in de nabije toekomst scheuringen voorkomen en het geeft de SoW-kerken de mogelijkheid zonder tijdsdruk tot een voortgaande en verdiepte bezinning te komen. In de ogen van beide organisaties kan de kerk op dit moment niet aankoersen op een snelle afronding van het fusieproces. Ze moet eerst uit de vragen van geloof en kerkleer (ecclesiologie) zijn.
Het voorstel gaat ervan uit dat de afzonderlijke drie kerkorden -en daarmee de grondslag en ambtelijke vergaderingen- van kracht blijven. Voor de bezwaarden is dat onopgeefbaar. „Zij willen voluit staan op de grondslag van Schrift en belijdenis.” In principiële vragen over zaken van leer en leven houden de afzonderlijke synoden de bevoegdheid.
De kerkordelijke regels voor de samenwerking van kerken gelden, net als nu in de tussenorde het geval is, ook in het voorstel voor alledrie de kerken gezamenlijk en zijn voor alledrie gelijk. De tussenorde moet volgens het ontwerp worden uitgebouwd tot een uniestatuut.
In het voorstel is er voor het geheel van de unie van SoW-kerken een uniesynode. In tegenstelling tot de huidige triosynode kan deze zelfstandig besluiten nemen en is ze voldoende krachtig om de arbeidsorganisatie aan te sturen. Waarschijnlijk zal ze ook kleiner zijn.
De rechtstreekse bevoegdheid zou moeten gaan gelden voor de arbeidsorganisatie, het algemene financiële beleid, de predikantstraktementen en de opleidingen. „Voor andere zaken kan de praktijk blijven als nu. Dit betekent dat de uniesynode met instemming van de drie afzonderlijke synoden zaken behartigt.” Het gaat hierbij bijvoorbeeld om alle zaken van leer en leven, het spreken van de kerken tot staat en maatschappij en het bevorderen van het gesprek over het belijden.
De opstellers van het unievoorstel willen overigens niet alleen oog hebben voor de gewetensnood van hen die zich bij de huidige „geforceerde besluitvorming” door de kerk verlaten voelen. Ze hebben zich ook gericht op de wens van anderen, die juist op de door hen ingeslagen weg van eenwording een nieuwe stap willen kunnen zetten.
Zo kunnen gemeenten die een unie aangaan, als één gemeente functioneren. In ledenregister en kerkenraad zijn geen hervormde, gereformeerde en lutherse delen meer aan te wijzen. Een geünieerde gemeente krijgt rechtspersoonlijkheid. Het voortbestaan van de afzonderlijke gemeenten zal in de praktijk niet meer merkbaar zijn. Dat gaat verder dan nu het geval is bij een federatie op plaatselijk vlak. In de praktijk zal er alleen een regeling moeten komen voor het geval de geünieerde gemeente zich weer wil ontbinden.
Gereformeerde kerken die deelnemen aan een plaatselijke unie houden de mogelijkheid zich los te maken van het verband met medeneming van de goederen. Alleen gaat dat dan, aldus GB-hoofdbestuurslid en medeopsteller ds. H. van Ginkel, in twee stappen. Eerst moet de plaatselijke unie worden ontbonden. De afzonderlijke gemeenten vallen daarna terug op hun eigen kerkordelijke regelingen.
Het voorstel kiest nadrukkelijk niet voor een vierde zuil waarin gemeenten die één zijn geworden, worden ondergebracht. „Dan zou er namelijk een nieuwe kerk zijn gesticht en dat wilden we niet”, aldus ds. Kamphuis. „De hervormd-confessionele en hervormd-gereformeerde ecclesiologie is er nooit op gericht anderen van zich te vervreemden, maar om in de kerk op basis van het belijden van de kerk in gesprek te zijn en te blijven.”
Dat er geen vierde zuil komt, betekent aldus medeopstelster dr. J. Roelevink (CV) dat geünieerde gemeenten zich voor de niet-organisatorische kant van het gemeenteleven zullen moeten aansluiten bij een van de drie bestaande kerkorden.
Dat het voorstel knelpunten bevat, erkennen beide hoofdbesturen. Bij een volledige fusie van kerken zijn die er echter evenzeer. „De knelpunten zijn in deze fase niet groter of onmogelijker dan bij een volledige eenwording.” Dat schrijven de opstellers toe aan de feitelijke stand van zaken dat er op plaatselijk niveau in grote meerderheid van de gevallen nauwelijks of geen vormen van samenwerking zijn, terwijl de arbeidsorganisatie op landelijk niveau volledig is vervlochten.
Details zijn nog niet uitgewerkt. „Het gaat allereerst om de principiële bereidheid bij de kerk in haar geheel om te zeggen dat dit een begaanbare weg is.” Voor alle praktische problemen die nog op kunnen duiken, zien de opstellers mogelijkheden voor werkbare kerkordelijke oplossingen.
Omdat de beoogde unie voortbouwt op dat wat tot nu toe feitelijk is bereikt en ook voor heel de kerk aanvaardbaar is gebleken, achten CV en GB het mogelijk op korte termijn een unie te realiseren.
De diepste motivatie van beide hoofdbesturen is: „Opdat zij állen één zijn.” „We streven naar de 100 procent”, aldus CV-voorzitter ds. J. ter Steege. In de stappen die de kerk richting bezwaarden heeft gedaan, heeft ze de kern van de bezwaren niet gehonoreerd, aldus ds. Kamphuis. „We zoeken niet slechts een organisatorische eenheid. We verlangen naar een werkelijk, geestelijke eenheid in geloven en belijden.”
Het draagvlak voor een unie is volgens de CV en de GB, die een jaar aan het voorstel hebben gewerkt, de laatste jaren sterk gegroeid. Beide hoofdbesturen hebben dan ook de hoop dat een voorstel dat een concreet alternatief aanreikt in de SoW-kerken brede steun zal ontvangen. Die hoop baseren zij op het feit dat „op beslissende momenten in het SoW-proces is gebleken dat breed in de kerk het besef leeft dat SoW niet mag leiden tot een nieuwe scheuring.”
Volgens ds. Ter Steege behelst het huidige voorstel meer dan unie- en federatievoorstellen uit het verleden. In de huidige SoW-kerkorde worden allemaal schotjes en compromissen ingebouwd, aldus dr. Roelevink: „Volg je dit voorstel, dan kun je naar iets anders dat wel een kerkordelijke eenheid is.” Ds. Van Ginkel: „De kracht van dit voorstel is dat de motieven verschillend kunnen zijn om het te steunen. Het is een begaanbare weg.”