Dagelijks gebed vergt discipline en zelfopoffering
De bekende zendeling James Fraser werkte niet zonder zegen in China onder de Lisu’s. Er kwamen mensen tot geloof. Fraser ontdekte hoe dat kwam. Hij zag hoe soms de rivieren in de bergen helemaal volliepen. Dat betekende altijd óf het een óf het ander: of het ijs was gesmolten in de bergen of het had geregend. Fraser zag dat het bij hem net zo ging: gebed in Engeland gaf water van leven en zegen in China.
De voortgang van het Evangelie is onlosmakelijk verbonden met het gebed van christenen. Nergens is dat zo duidelijk zichtbaar als in de brieven van Paulus. Keer op keer vraagt Paulus om het gebed van de gemeenten die hij dient.
De nieuwtestamenticus G. P. Wiles –die een studie schreef over de voorbede bij Paulus– merkt op dat bij Paulus sprake is van een driehoeksverhouding tussen God, de apostel en de kerken. Paulus ziet de gemeenten en de christenen daar als medearbeiders die meewerken aan het Koninkrijk van God. „Alzo gijlieden medearbeidt voor ons door het gebed…” (2 Kor. 1:11). Paulus wist: ik heb medearbeiders met gevouwen handen, die mijn werk brengen bij de troon van God. Hoeveel predikanten, evangelisten, zendingswerkers zouden Paulus dat na kunnen zeggen: dat ik mijn werk kan doen, dat ik hulp ontvang – dat is dankzij uw gebed?
Hoeveel christenen zien zichzelf als „medearbeiders” in Gods Koninkrijk? Het lijkt erop dat de dienst van de voorbede –mogelijk uit angst voor activisme– een ondergeschoven kindje is geworden. Toch is het een voluit Bijbelse roeping waarvan bewustwording hard nodig is.
Eenling
Waarom? In de eerste plaats: werken in Gods Koninkrijk is vaak eenzaam als iemand de enige zendeling of evangelist is in de wijde omgeving; als iemand een eenling is tussen mensen die een andere god of goden dienen. Het betekent soms ook dat iemand ver verwijderd is van familie en vrienden. Dat kan eenzaam maken. Dan is het een bemoediging als diegene weet dat er mensen zijn die hem op het hart dragen en voor hem of haar bidden.
In de tweede plaats: werken in Gods Koninkrijk brengt vaak ook moeite mee, lastige barrières: taalbarrières, cultuurbarrières. Juist daarom is extra ondersteuning nodig.
In de derde plaats: werken in Gods Koninkrijk brengt vaak ook lijden met zich mee. Nu moet de een meer lijden dan de ander, maar iedereen krijgt er iets van mee. Soms is het fysiek verzet, zoals Paulus dat meemaakt in Efeze. Het kan vervolging zijn, het gevoel dat iemand niet welkom is, maar soms is het ook het lijden aan het ongeloof van mensen. Zo veel werk, zo veel inzet, zo weinig resultaat, zo veel ongevoeligheid. En daarom hebben werkers in Gods Koninkrijk gebed nodig: vanwege hun eenzaamheid, vanwege de moeite en vanwege het lijden.
Dat is een taak voor de christelijke gemeente, in de voorbede op zondag, maar ook voor de christenen individueel.
Vrijmoedigheid
Paulus vraagt er vaak om: „Voorts, broeders, bidt voor ons, opdat het Woord des Heeren zijn loop hebbe en verheerlijkt worde…” (1 Thess. 3:1). En in Efeze 6:19: „Bid ook voor mij, opdat mij het woord gegeven wordt bij het openen van mijn mond om met vrijmoedigheid het geheimenis van het Evangelie bekend te maken (…) opdat ik daarin vrijmoedig mag spreken, zoals ik moet spreken.”
Christenen moeten af van het idee dat zij het geld geven en de kerkelijk werkers het dan daarmee moeten doen. Ze moeten het samen doen; medearbeiden. Geld geven is belangrijk, maar niet zo moeilijk. Bidden is veel moeilijker. Twee dingen zijn daarin van groot belang: discipline en zelfopoffering.
Kunnen christenen het opbrengen om geregeld te bidden voor mensen in Gods Koninkrijk? En dan niet zo’n half zinnetje: „Gedenk allen die in Uw Koninkrijk werkzaam zijn”, maar concreet, met naam en toenaam? Dat vraagt discipline. Het helpt om elke dag van de week concreet voor een aantal mensen en instanties te bidden. Niemand kan alles tegelijk, maar wel twee, drie dingen per dag. Het is ook goed mogelijk om dat een plek te geven in de gebeden aan tafel; bijvoorbeeld elke dag een punt uit de gebedsbrief van Open Doors voor vervolgde christenen in de wereld.
Nog belangrijker dan discipline is zelfopoffering. Zijn christenen bereid een stukje van hun tijd daarvoor te geven? Tijd die ook anders gebruikt zou kunnen worden? Tijd die iemand ook voor zichzelf zou kunnen gebruiken? Zit daar niet de grootste moeite?
Hebben christenen dat over voor de Heere? Hij heeft hun gebed niet nodig. Maar het werkt nu eenmaal zo in het Koninkrijk van God dat de Heere werkt op het gebed. Daar geeft Hij mensen een belangrijke taak in: ze mogen medearbeiden in het Koninkrijk van God.
Voorbede is niet alleen een plicht, maar vooral ook een voorrecht. Zelfopoffering is eigenlijk een veel te groot woord voor die paar minuten per week dat een christen bidt voor anderen. Wat zij voor Hem doen, is geen offer, dat is een voorrecht. Het is ook de enige manier waardoor ze het op kunnen brengen: telkens weer beseffen wat Hij gedaan heeft. Zij worden gevraagd een klein stukje van hun tijd te geven – maar Hij gaf al Zijn tijd voor hen. Zij worden gevraagd een klein stukje van hun leven te geven – Hij gaf heel Zijn leven.
Vrucht
Voorbede is niet alleen een plicht en een voorrecht, het draagt ook vrucht. Wie oprecht en volhardend voor iemand bidt, zal merken dat er een soort band ontstaat. „Als twee mensen of gemeenten serieus voor elkaar bidden, ontstaat er een band die hun relatie verandert wanneer zij elkaar weer ontmoeten”, aldus de Britse nieuwtestamenticus N. T. Wright.
Wie oprecht bidt en volhardend bidt, zal ook ervaren dat God werkt op het gebed. „…alles wat u biddend begeert, geloof dat u het ontvangen zult, en het zal u ten deel vallen” (Mark. 11:24). Dat is niet alleen tot zegen van anderen, maar ook voor de bidder. Er is niets zo bemoedigend dan de ervaring dat God het gebed verhoort. Zou dat niet de blijdschap zijn waar Jezus op doelde toen Hij zei: bid, en u zult ontvangen, opdat uw blijdschap volkomen zal worden (Joh. 16:24)?
De derde vrucht van de voorbede: het is tot eer van God. Want verhoring van het gebed leidt tot dankzegging. In de eerder genoemde tekst uit 2 Korinthe 1 vervolgt Paulus: „…opdat over de gave, door vele personen aan ons teweeggebracht, ook voor ons dankzegging door velen gedaan worde…” Paulus bedoelt dat vanwege de verhoring van de gebeden God ook weer gedankt wordt en zo de eer ontvangt. Een prachtige cirkel: christenen bidden –God hoort– en Hij ontvangt de dank voor Zijn gaven.