Koninklijk Huis

Ds. Frits Groeneveld: een doopsgezinde in Waterland

In het vlakke veld van het Noord-Hollandse Waterland ligt, tussen weilanden en water, het kleine Ransdorp. Het is er zo stil als in een Veluwse dorpskerk op maandagochtend. Achter een van de vele sloten heeft, in een planken huis, ds. Frits Groeneveld zich teruggetrokken. „Ik houd van de rust. Hoewel, soms is het in dit dorp wel een suffe boel.”

Jan van ’t Hul

31 March 2014 09:11Gewijzigd op 15 November 2020 09:43
Ds. Frits Groeneveld. Foto RD, Anton Dommerholt
Ds. Frits Groeneveld. Foto RD, Anton Dommerholt

Ds. Groeneveld (75), doopsgezind emeritus predikant, woont nog niet zo lang in Ransdorp. „Wij liggen hier, zeg maar, benoorden het IJ, net boven de drukte van de stad Amsterdam. Het is aangenaam wonen in Ransdorp, want het is hier stil. Hoewel, in de weekenden is het voor onze begrippen weleens erg druk. Dan komen de wandelaars en de racefietsers, en de mensen met hun verrekijkers, die willen vogeltjes kijken. Want Waterland is één groot vogelreservaat.”

Ik heb een vreselijk jaar achter de rug, zegt ds. Groeneveld, om te beginnen. „In 2013 heb ik tweemaal een heup gebroken. En toen dat allemaal was verholpen, bleek ik opeens een echte ziekte onder de leden te hebben. Darmkanker. Vorige week ben ik genezen verklaard. Ik probeer nu de draad van het leven weer op te pakken, op te krabbelen en weer vaste grond onder de voeten te vinden. Maar erg vlot gaat dat nog niet.”

Tot voor kort woonde ds. Groeneveld midden in Amsterdam. In die periode diende hij daar de doopsgezinde gemeente. Toen hij in 2012 met emeritaat ging, dacht hij een dissertatie te gaan schrijven over de Zwitserse theoloog Leonhard Ragaz (1868-1945), medeoprichter van het religieus socialisme. „Religieus-socialisten zagen in het Nieuwe Testament een blauwdruk voor hoe de maatschappij eruit zou moeten zien. Ze meenden dat het Koninkrijk Gods niet nog moest aanbreken, maar dat het in model reeds aanwezig was. Het moest alleen nog maar groeien. Ze baseerden zich vooral op de Bergrede, en werden daarom ook wel ”Bergrede-christenen” genoemd. Maar goed, daar had ik wel rust bij nodig, die was er in Amsterdam niet. Toen kon ik voor weinig geld in Ransdorp terecht.”

Het onderzoek naar Ragaz’ ideale wereld van vrede en gerechtigheid was nog maar nauwelijks op gang gekomen, toen ds. Groeneveld ziek werd. „Ik heb het onderzoek moeten opgeven. Ik kon er domweg geen energie meer voor opbrengen. Als de boeken opengingen, vielen mijn ogen dicht.”

Op de middelbare school wilde Frits Groeneveld theologie of geschiedenis studeren, maar zijn ouders vonden dat geen goed idee. Het werd een rechtenstudie. „Maar als middelbare scholier had ik al iets met het geloof, ook al wist ik geheel niet hoe dat allemaal in elkaar zat. Later ging ik met de Nederlandse Christen-Studenten Vereniging mee op zomerkamp. Dan deden we elke morgen Bijbelstudie in onze tentjes. Fantastisch vond ik dat. Waar was het me toen om te doen? Het ging om de persoon van Jezus, over hoe Hij had gezegd dat de wereld in elkaar zou moeten zitten. Hij had toch gezegd dat Hij het licht was dat in de wereld gekomen is? Dat licht heeft onder ons gewoond, zegt Johannes.”

In 1969 werd Groeneveld redacteur bij het Algemeen Handelsblad (dat een jaar later opging in NRC Handelsblad). Zijn specialismen waren de Tweede Wereld­oorlog en religie en levensbeschouwing. „NRC Handelsblad was een liberaal avondblad met weinig of geen belangstelling voor de Bijbel of voor het geloof. Daar gingen ze schouder- en neusophalend aan voorbij. Maar ze begrepen natuurlijk dat je als krant wel aandacht aan religie moest geven, want er waren nu eenmaal nog altijd gelovige potentiële abonnees. Toen zei de hoofdredacteur: „Frits, dat moet jij maar gaan doen.” Ik heb ervan genoten. Het was de tijd van de kruisraketten, van het Inter­kerkelijk Vredesberaad en van de eerste grote vredes­demonstraties op het Museumplein in Amsterdam. Ik mocht aan de lezers van de NRC uitleggen dat kruisraketten niet alleen iets met politiek, maar ook alles met het geloof te maken hadden.”

Voordat Groeneveld bij NRC Handelsblad met de VUT zou gaan, werd hij op 58-jarige leeftijd doopsgezind predikant. Als emeritus predikant dient ds. Groeneveld op dit moment de kleine doopsgezinde gemeente Koog aan de Zaan, Zaandijk en Westzaan. „Ik ben daar vooral pastoraal predikant en vervul daar en elders ongeveer 25 preekbeurten per jaar. Daarnaast zorg ik anderhalve dag per week voor de oude garde, terwijl ik zelf 75 ben.”

Wat betekent pastoraat?

„Ik bezoek de mensen en praat met hen, over het leven, over het geloof, en hoe die twee dingen in elkaar kunnen grijpen. Mensen willen hun levensverhaal weleens aan iemand kwijt, ook al is het maar voor één keer in hun leven. Je praat met elkaar vanuit het besef dat het leven eindig is. Het aanvaarden dat het leven ergens ophoudt, is een proces dat voor veel mensen helemaal niet zo eenvoudig is. We weten allemaal dat de dood eens komt, maar we weten er tegelijkertijd geen raad mee.”

Er is iets wat ds. Groeneveld bijna zijn hele leven gehinderd heeft. Hij had een ernstig spraakgebrek. „Vooral tijdens het preken kan stotteren erg vervelend zijn, maar de mensen zijn eraan gewend geraakt. Niemand heeft het er meer over. Ik heb weleens gehoord dat je ook heel charmant kunt stotteren, dat haperen zelfs de aandacht vasthoudt. Dan wordt het in zekere zin zelfs een aardige bijkomstigheid. Zolang je midden in een zin maar niet echt vast blijft zitten, want dat is wel heel frustrerend.”

Het zou kunnen, zegt hij, dat hij het stotteren in de oorlog heeft opgelopen. „Toen ik vijf jaar oud was, heb ik in Amsterdam een hevig bombardement meegemaakt. Werkelijk heel hevig. Sommigen zeiden dat dat zo hard bij mij naar binnen is gekomen dat ik ervan ben gaan stotteren.”

Inmiddels is zijn spraakgebrek geen gebrek meer, vindt ds. Groeneveld. „Het was vroeger veel erger dan nu. Het gaat nu duizend­maal beter. Dat is best een wonder, iets wat je krijgt. Hoewel, ik heb er ook wel erg hard voor moeten knokken.”

U noemt het een wonder. Wat is een wonder?

„Een doopsgezinde beschikt niet over veel definities, maar ik zou zeggen: een wonder is iets wat van een andere kant komt. Orthodoxe christenen noemen het een genadegave.”

Van Wie komt een wonder?

„Wat wilt u horen? Van God? Dat zou toch hoogst pedant zijn. Wie is God, voor mij, persoonlijk?”

Ds. Groeneveld kijkt ver weg over de weilanden van Waterland. Dan zegt hij, woord voor woord: „God is díé kracht in de mensen die ons in staat stelt om in moeilijke omstandigheden overeind te blijven. Of die kracht ontleend is aan de God van de Bijbel, aan de kerkgeschiedenis, of aan de geloofsgeschiedenis, ten behoeve van mensen zoals ik, dat staat mij niet helder voor de geest.”

Vorige jaar moest ds. Groeneveld een zware operatie ondergaan, om de darmkanker tot stilstand te brengen. „Het was zeer precair. Als ik twee dagen later het ziekenhuis was binnengewandeld, was ik er nu niet meer geweest. Toen ik uit de narcose bijkwam, had ik in het ziekenhuisbed veel tijd om over de dingen na te denken. Je kunt nu eenmaal niet ieder uur met een dokter of met een zuster bezig zijn. Ik heb daar diep nagedacht over de dingen die in het leven voorbij waren getrokken. Voor mezelf ervoer ik het als mediteren, geestelijk op een hoger plan getild worden. Daarbij heb ik gevoeld dat Hij, Die wij God noemen –wát een groot woord–, aanwezig was. Ik vond dat zo heftig en ook zo bemoedigend dat ik dacht: Frits, zie dat je dit vasthoudt.”

De christen gelooft in God, Die de aarde geschapen heeft, en Die nu in de hemel woont.

„Is God in de hemel, of is Hij in mijzelf? Het is een kracht die in mensen aanwezig is. God ís. Hij manifesteert Zich onder de mensen en maakt Zich aan mensen bekend, hoewel, aan de ene mens weer anders dan aan de andere. God is niet in een leerstellig systeem onder te brengen.”

Wat gelooft een doopsgezinde precies?

„Doopsgezinden kennen geen autoriteiten die de leer bepalen, noch leraren der kerk die de geloofsrichting aangeven. Wij hebben geen leerstelligheden en geen dogmatiek. In het afwijzen van alles wat op dogmatiek lijkt, zijn doopsgezinden zelfs heel dogmatisch. Wij wíllen geen dogmatiek. Sommige christenen belijden de Twaalf Artikelen van het algemeen ongetwijfeld christelijk geloof. Misschien onderschrijven sommige doopsgezinden bepaalde geloofsartikelen wel, maar daarmee hebben wij nog geen geloofsleer gecreëerd. Als een doopsgezinde geloofsbelijdenis aflegt, doet hij dat op grond van wat hij gelooft, niet op grond van die Twaalf Artikelen. En als we spreken over ons geloof, dan kan dat variëren van uiterst vrijzinnig tot behoorlijk orthodox. Doopsgezinden zijn mensen die vragenderwijs geloven.”

En orthodox is?

„Dat je belijdt dat er, door een ander, voor mij bepaald is hoe het leven eruitziet, hoe het zal verlopen, en hoe God Zich steeds weer manifesteert onder de mensen.”

Dat klinkt heel vrijblijvend.

„Maar wij ervaren dat heel intens, diep in ons. Ik beschouw mezelf niet als uiterst vrijzinnig, ook al heb ik niets met de Heidelbergse Catechismus. Hoewel, in die catechismus staan wel veel wijze dingen, daar ben ik me wel van bewust geworden. Zoals dat de mens geneigd is tot alle kwaad en niet in staat is tot enig goed. Dat ik tot niets goeds in staat zou zijn, kan ik on­mogelijk aanvaarden. Maar dat wij mensen tot alles in staat zijn, dat moet, als je om je heen kijkt, wel duidelijk zijn. Het absolute kwaad is om ons heen aanwezig.”

Wat is de kern van de boodschap die u in uw preken wilt overbrengen?

„Mijn preken zijn niet zwaar of streng. Ik preek over de dromen van geloof, hoop en liefde. Het zijn vertellingen die als van elders komen. Soms zijn het omgekeerde waarheden en op z’n kop gezette werkelijk­heden. Mijn preken gaan niet over het gewone, maar over het ongewone, niet over wat bewijsbaar is, maar over wat geloofd kan worden.”

Dan maakt ds. Groeneveld het bekende gebaar: eerst de duim omhoog, daarna de wijsvinger. „Wat ik preken wil? Twee dingen. Ik wil verkondigen dat de Bijbel niet alleen heel interessant is, maar ook actueel, ook al moet je er weleens een draai aan geven om zo’n oude geschiedenis over te zetten in het hier en nu. In de tweede plaats wil ik vertellen dat wij mogen geloven in een God Die ons ten goede is, Die het goed met ons voorheeft, Die ons niet in het verderf wil storten, maar ons kracht geeft om te leven.”

Wat zal er ná dit leven zijn?

Ds. Groeneveld zet grote ogen op. „Dat kun je beter vragen aan een doorgewinterde refochristen op de Veluwe. Dáár weten ze zulke dingen precies, denk ik. Maar wij, doops­gezinden, staan niet zo sterk in onze geloofsschoenen, want sommige dingen ontstijgen de mens nu eenmaal. Daar moet je dan ook niet aan gaan zitten peuteren. Wij mensen weten heel veel niet, beschikken niet over de zekerheid aller dingen. Na dit leven zal er iets zijn. Dat geloof ik wel. Maar omdat ik dat geloof, hoeft het nog niet waar te zijn. Laat ik zeggen: na dit leven vertrouwen wij ons toe aan Gods eeuwigheid. Hoe dat zal zijn en waar dat is, weten wij niet. Althans, ik niet. Sommige dingen zijn mij te wonderbaarlijk.”


Levensloop Frits Groeneveld

Frits Groeneveld werd op 23 december 1938 geboren in Wassenaar. Vader was doopsgezind, moeder lid van een Waalse gemeente, en beiden behoorden tot de medeoprichters van de VVD. Groeneveld studeerde rechten in Amsterdam, werd redacteur bij NRC Handelsblad, waar hij onder meer religie en levens­beschouwing in zijn pakket kreeg. Na een hbo-studie theologie werd Groeneveld in 1997 doopsgezind predikant. Ds. Groeneveld diende de gemeenten Baarn-Soest, Zeist en Amster­dam. Na zijn emeritaat werd hij pastoraal consulent van de doops­gezinde gemeente Koog aan de Zaan, Zaandijk en Westzaan.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer