Geschiedenis Domtoren Utrechts vastgelegd
Geen vingerwijzing naar de hemel, maar vooral een symbool van macht en ijdelheid. Dat was de Utrechtse Domtoren toen hij gebouwd werd. Niet voor niets uitte de boeteprediker Geert Grote scherpe kritiek op de torenbouwers. Het is een van de interessante feiten uit het zaterdag gepresenteerde boek ”De Utrechtse Domtoren”.
Trots en fier steekt de Domtoren boven de Utrechtse daken uit. De terrasjes vullen zich, nu de lente zich aandient. Het vrolijke geluid van de klokken van de toren dwarrelt naar beneden.
Vandaag niet voor het eerst. Al eeuwenlang laat de toren zijn stem horen. De ene keer met zijn zware bas, de andere keer met zijn fris geklingel.
René de Kam geniet er dagelijks van. De laatste negen jaar was de toren zijn werk. „De geschiedenis van de Domtoren was nog nooit goed opgeschreven. Er waren alleen wat kleine gidsjes. Negen jaar geleden besloot de gemeente Utrecht geld vrij te maken voor grondig onderzoek.”
De Kam trok die kar en schreef samen met de andere Domkenner Frans Kipp een toegankelijk boek met daarin een zo volledig mogelijke beschrijving van de geschiedenis van de toren. Het standaardwerk is gelardeerd met honderden schilderijen, bouwtekeningen en foto’s.
Willibrord
Het begint allemaal met de komst van de zendeling Willibrord (658-739) naar Utrecht. In zijn tijd moet de eerste kerk gebouwd zijn op de plek waar nu de Domkerk staat. „Willibrord maakt Utrecht tot het geestelijke, religieuze centrum van het noorden. Utrecht had een status vergelijkbaar met die van Keulen. Er leefden zeer veel hoogadellijke, intellectuele kanunniken.”
In 1173 staat er een grote romaanse kerk in het hart van de stad. „Dat was de glorietijd. Het ging om een grote kerk met vier torens; vergelijkbaar met die van de abdij van Cluny in Frankrijk.”
Toch wil het domkapittel meer. Vanaf 1254 wordt de romaanse kerk stukje bij beetje vervangen en ingeruild voor een gotische kerk. De Kam laat zien hoe dat in zijn werk is gegaan. „Op basis van alle beschikbare informatie hebben we 3D-reconstructies gemaakt”, zegt de historicus, wijzend op een reeks afbeeldingen die alle bouwfases van de kerk toont. „Eerst werd het koor van de romaanse kerk ingekort, zodat kon worden begonnen met de fundering en de bouw van de straalkapellen rond het koor.”
De Kam is onder de indruk van de manier waarop de bouwers te werk gingen. „Eerst trokken ze één kapel helemaal tot bovenaan op. Daarin werden alle maatvoeringen heel nauwkeurig uitgezet. Zo lag vast hoe de bouwers verder moesten gaan. Voor opvolgers was er zo een goed voorbeeld. Pas daarna werden de andere straalkapellen gebouwd.” De Kam deed uitvoerig onderzoek naar het bouwbedrijf dat de kerk realiseerde. „Een kleine, zeer efficiënte organisatie waar we nu nog veel van kunnen leren.”
Macht
Als het achterste koorgedeelte nog maar deels klaar is, beginnen de domkanunniken in 1321 plotseling met de bouw van de Domtoren. Waarom is niet duidelijk, vertelt De Kam. „Opmerkelijk is het wel, omdat de kanunniken het koor dagelijks nodig hadden voor hun vieringen. Je zou verwachten dat ze dat eerst zouden hebben afgerond. Waarschijnlijk wilden ze met de toren aan de graaf van Holland en aan de andere kanunniken laten zien dat het domkapittel dé macht had. Toen er in 1345 een krachtige bisschop kwam, gaf dat een boost aan de torenbouw.”
De toren is vooral een teken van macht en pronkzucht, analyseert De Kam. „Alles draaide om ijdelheid en aanzien.” Dat constateert ook de domkanunnik Geert Grote (1340-1384), voortrekker van de moderne devoten. In een intern stuk –”Contra Turrim Trajectensem” (Tegen de toren van Utrecht)– schreef hij dat de toren geen eerbetoon aan God was. „Het bouwen met overtollige grootte en schoonheid betekent niet de tempel van God beter sieren, maar is juist in strijd met zijn wet of zijn gebod: de broeders door enige ijdelheden en praalzucht bezoedelen en besmetten.”
Grote spreekt van de „toren van Babel” en noemde het bouwsel een „ergernis en schande van de kerk.” De auteur: „Grote was niet tegen een toren, maar een toren was volgens Grote alleen nodig om er de klokken in op te hangen en die moesten iets hoger dan de daken van de kerk hangen, meer niet.”
In 1382 is de toren klaar. Het geld stroomt behoorlijk binnen dankzij een stevig aangezette aflaathandel. „Je verbaast je over de dwang die daar achter zat. Priesters die niet actief genoeg waren, konden worden geëxcommuniceerd.”
De inkomsten voor de bouw van toren en kerk zijn ruim voldoende tot 1522, vijf jaar nadat de reformator Maarten Luther, zijn 95 stellingen tegen de aflaat verspreidt. „In 1525 lopen de inkomsten drastisch terug en in 1529 wordt de bouw van de kerk stilgelegd”, zegt De Kam.
Voorbeeld
Ontwerper van de toren is naar alle waarschijnlijkheid Jan van Henegouwen. Hij liet zich inspireren door ontwerpen van andere grote torens in Europa, zo laten de schrijvers van het boek zien. „Het oorspronkelijk ontwerp van de toren, met een hoge, open, stenen spits, lijkt veel op dat van bijvoorbeeld de kathedraal van Freiburg.”
Op zijn beurt werd de Domtoren een voorbeeld voor veel kerken in het Utrechtse, zegt De Kam. „De Onze-Lieve-Vrouwetoren in Amersfoort en de Cuneratoren in Rhenen zijn daar duidelijke voorbeelden van, maar ook kerktorens zoals in Amerongen en Loenen aan de Vecht zijn duidelijk geënt op die van de Domkerk.”
Puin
De Reformatie zorgt niet voor grote wijzigingen. „Het rooms-katholieke domkapittel werd een protestantse organisatie. Pas met de komst van Napoleon wordt de toren eigendom van de stad, zoals de meeste kerktorens in Nederland.”
Dan ligt een groot deel van de kerk echter al in puin. Want bij een windhoos in het rampjaar 1672 stort een groot deel van het schip in. Dat verklaart het grote gat tussen kerk en toren dat de Dom nu kenmerkt. „De theorie dat er in die tijd niet goed voor toren en kerk werd gezorgd, leg ik op basis van onderzoek terzijde.”
De Kam staat niet direct afwijzend tegenover plannen om het ingestorte deel van de kerk te herbouwen, maar vraagt zich af of het logistiek wel mogelijk is om in hartje Utrecht zo’n groot bouwproject te realiseren.
De auteur kwam tijdens het archiefonderzoek onder de indruk van de kwaliteit die restaurateurs in de laatste twee eeuwen opleverden. „Ieder met zijn eigen aanpak en bedoelingen. Zij maakten er echt het beste van.”
Al die restaurateurs zetten hun eigen stempel op het gebouw. „Ik zeg altijd: wij kijken niet meer naar middeleeuwse gebouwen, naar de middeleeuwse Dom. Nee, we kijken door de bril van de restaurateur naar deze monumenten.”
Het is tijd. Buiten klinkt de klokslag van de Domtoren weer. Niet weg te denken.
Levensechte 3D-modellen hielpen bij onderzoek
Vanaf het begin van het onderzoeksproject heeft 3D-modellenmaker Daan Claessen deel uitgemaakt van de werkgroep die het boek schreef. „Een gouden greep”, zegt De Kam. „Hij heeft niet alleen de bouwstadia van de toren prachtig in beeld gebracht, maar het is ook gebleken dat werken in 3D zeer bruikbaar is voor bouwhistorisch onderzoek. Claessen heeft niet alleen mooie plaatjes gemaakt, maar door zijn werk hebben we echt nieuwe dingen ontdekt.”
In het stadhuis van Utrecht is tot 27 maart een kleine, gratis expositie ingericht rond het boek en de –vaak levensechte– 3D-tekeningen. De tentoonstelling zal komende zomer in de Domkerk te zien zijn.
Veel van de 3D-tekeningen zijn ook te vinden op de informatieve website bouwdomtoren.nl
Boekgegevens
”De Utrechtse Domtoren. Trots van de stad”, R. de Kam, A. F. E. Kipp en D. Claessen; uitg. Matrijs, Utrecht, 2014; ISBN 978 90 5345 467 1; 544 blz.; € 39,95 (vanaf 15 september € 49,95).