Zeeuwse visser blijft aan land en schuurt en schildert de kotter
VLISSINGEN. Maandagochtend. De zon schijnt in Vlissingen. In de Binnenhaven, thuishaven van de Arnemuidse vissersvloot, liggen alle kotters aan de kade. Gewoonlijk varen ze op maandagochtend uit om op de Noordzee op tong te vissen.
Aan boord van de afgemeerde schepen wordt geschuurd en geschilderd. Netten worden hersteld, de schepen nagekeken. Stilzitten is niks voor een visserman. Maar uitvaren doet hij niet. Uit solidariteit met de Urker vissers, die een dag later –vanmorgen dus– wel weer de zee op gingen. Een deel van de Zeeuwse vloot blijft echter aan wal uit protest tegen de lage opbrengst van de vis.
Het water staat de vissers aan de lippen, bevestigt visser Rini Oreel. Aan boord van zijn kotter ARM 18 Joris Senior legt de Arnemuidse visser uit dat er echt iets moet gebeuren. „Als de situatie blijft zoals die is, kunnen we als vissers niet verder. Dan gaat ons beroep op den duur kapot”, is zijn voorspelling.
„Het is vijf voor twaalf”, zegt Cas Caljouw, schipper van de ARM 25 Deo Volente en woordvoerder van de vissers. De realiteit is dat de Zeeuwen op de vismijn een bedrag krijgen dat de kostprijs niet langer dekt. Een kilo zeetong levert hun gemiddeld 6 euro op, terwijl een kilo in de winkel voor 19 euro over de toonbank gaat. „Vissers werken hard en proberen ook aan de wens van de overheid te voldoen om de visserij nog duurzamer te maken”, legt Caljouw uit. „Maar op de prijs hebben wij geen invloed. De kopers op de vismijn bepalen die.”
Er zijn in Nederland veertig tonghandelaren actief. Namen van handelaren geeft de Vlissingse vismijn niet. Het blijkt moeilijk om erachter te komen waarom er zo veel geld bij de tussenhandel terechtkomt. Caljouw: „Er is nu zowel in Zeeland als op Goeree-Overflakkee een breed draagvlak voor ons streven om samen met de handel iets te bedenken waardoor de prijs structureel gunstiger wordt.”
Op een kotter uit Breskens en een kotter uit Tholen na zijn alle vissersschepen in Zeeland gisteren aan de kant gebleven. Caljouw: „Vissen is een mooi en eerbaar beroep. We doen dit werk graag, maar als je na een week varen thuiskomt en je kunt niet genoeg geld binnenbrengen om je gezin te onderhouden, sta je met je rug tegen de muur. De room en de lol zijn eraf. De Zeeuwse vloot is de afgelopen jaren al gehalveerd, en we zijn bang dat er nog meer kotters uit de vaart gaan als er niet op korte termijn verandering in de situatie komt.”
Rini Oreel geeft de moed niet op. Zijn kotter schakelt binnenkort over op elektrisch vissen (pulskorvisserij), waarbij de vissen met behulp van stroomstootjes in de netten belanden. Pulskorvisserij vergt minder brandstof. En daar is Oreel blij om, want ook de hoge brandstofkosten als gevolg van de gestegen dieselprijs dreigen vissers de das om te doen. Oreel: „We hebben daarnaast last van de import van goedkope kweekvis uit Azië. Ik heb een keer zo’n tilapia geprobeerd. Ik vond het niet om te eten. Als je daarna een scholletje proeft van jezelf, smaakt dat zo veel beter!”
In een loods bij de visafslag zijn twee mannen aan het werk. Ze hebben een bedrijf dat handelt in visserijbenodigdheden, zoals netten en touw. Ze willen niet met hun achternaam in de krant. De mannen geven aan dat het probleem twee kanten heeft. De handel kreeg de laatste jaren te maken met kostenstijgingen. „Op het gebied van verpakking, transport en brandstofverbruik”, zegt de een. De ander („zeg maar Klaas, ik maak al veertig jaar netten”) wijst erop dat de misère niet van de laatste tijd is. „De laatste keer dat hier een nieuwe kotter in de vaart kwam, is meer dan tien jaar geleden. Er is een tijd geweest dat er elke drie of vier jaar wel een nieuw schip bij kwam.”