Cliënt dupe van nieuwe opzet zorg
Marktwerking in de zorg heeft meer weg van een vorm van chantage dan van daadwerkelijke marktwerking, stelt Anton van den Beukel.
De zorg was tijdens de gemeenteraadsverkiezingen een belangrijk thema. We konden kiezen uit ”betaalbare zorg voor jou”, ”goede zorg voor iedereen” en ”zorg in de buurt”. De vraag is alleen of we op 19 maart echt ergens voor hebben kunnen kiezen. Want wie is voorstander van onbetaalbare zorg? Wie is tegen goede zorg voor iedereen? En wie wil er kilometers rijden om zorg te ontvangen? De eigenaardige simplificatie van het zorgdebat doet vermoeden dat er meer aan de hand is.
De decentralisaties hebben tot gevolg dat de zorg- en welzijnsbudgetten van gemeenten bijna verdubbelen. De macht van gemeenten en de gemeentelijke afdelingen die met de vormgeving zijn belast, neemt hierdoor evenredig toe. Gemeenten krijgen straks een grote vinger in de zorgpap.
Meer macht zou mensen uiterst voorzichtig moeten maken. De praktijk wijst echter uit dat meer macht vaak leidt tot vormen van blindheid en Oost-Indische doofheid. Immers, wie betaalt, bepaalt.
Niet alleen gemeenten zien hun macht als gevolg van de decentralisaties toenemen, ook de positie van de zorgkantoren en derhalve de zorgverzekeraars wordt hierdoor in grote mate versterkt.
In theorie vormen gemeenten en zorgverzekeraars een potentiële bedreiging voor elkaar. Gemakshalve kan worden gezegd dat gemeenten verantwoordelijk worden voor de lichtere vormen van zorg en de zorgverzekeraars voor de zwaardere vormen. Met het oog op het gemeentelijke budget is het voor gemeenten dus verstandig om zo veel mogelijk mensen door te schuiven naar het domein van de zorgverzekeraar. Voor de zorgverzekeraar geldt het omgekeerde. In theorie houden beide elkaar op deze manier in evenwicht.
De toename van de macht van gemeenten en zorgverzekeraars gaat gepaard met een forse bezuinigingstaakstelling: dezelfde taken moeten voor minder geld worden uitgevoerd. Hierdoor ontstaat er voor gemeenten en zorgverzekeraars een gedeeld belang: zo goedkoop mogelijke zorg. Goedkope zorg wil iedereen. Onder het mom van marktwerking wordt deze goedkope zorg vervolgens afgedwongen.
Marktwerking
Met marktwerking is niets mis. Het is prettig om zaken zoals kwaliteit, service en prijs in je keuze mee te laten spelen. Het is prettig om met je geld te kunnen doen wat je wilt.
In de zorg is er echter geen sprake van marktwerking. Jij kiest niet met jouw geld. Dat doet de zorgverzekeraar en (straks) de gemeente. Zij bepalen bovendien de prijs – niet de aanbieder. Wil een aanbieder zijn positie niet verliezen, dan kan hij maar beter doen wat de zorgverzekeraar en de gemeente zeggen. Marktwerking in de zorg heeft zodoende meer weg van een vorm van chantage dan van daadwerkelijke marktwerking.
De ijzeren greep van zorgverzekeraars en gemeenten heeft tot gevolg dat de discussie uiteindelijk niet gaat over kwalitatieve zorgverlening, maar over geld. Hierdoor zijn de rekenmeesters en bestuurders –hoe nodig die ook zijn– bij aanbieders belangrijker geworden dan de daadwerkelijke zorgverleners. Degene die hier uiteindelijk de dupe van is, is de zorgvrager; degene om wie we ons de laatste weken zo druk hebben gemaakt.
Het beeld van de scheve verhoudingen tussen zorgverzekeraar en gemeente enerzijds en aanbieders anderzijds –en de genegeerde zorgvrager op de achtergrond– staat niet op zichzelf. De conceptwetteksten van de WMO en de Wet langdurige zorg lezen bij vlagen als een geslaagde lobby van de zorgverzekeraars. De vrees lijkt gerechtvaardigd dat ze ook daadwerkelijk in dat licht moeten worden verstaan.
Een goede wet is gemaakt met het oog op het algemeen belang. Ordenende basisbeginselen die vervat kunnen worden in volkswijsheden zoals ”een slager keurt niet zijn eigen vlees” en ”schoenmaker blijf bij je leest” vindt men in de nu voorliggende wetten echter niet tot nauwelijks terug.
De overheid (inclusief semipublieke instanties zoals het zorgkantoor) heeft niet alleen de taak om als penningmeester op te treden. Zij dient ook kwaliteitseisen te stellen en zorg te dragen voor het algemeen goede. Met het oog op het algemeen goede vaardigt de overheid wetten uit. In het zorgdebat dient daarom de volgende vraag centraal te staan: Wanneer vinden wij als samenleving dat wij de plicht hebben voor iemand te zorgen? Het antwoord op deze vraag dient gestalte te krijgen in een deugdelijke wet.
Een deugdelijke wet ordent ook. Die zorgt ervoor dat iedereen kan doen waar hij goed in is. De overheid stelt kwaliteitseisen. Zij gedraagt zich primair als bewaker, niet als opdrachtgever. Uitvoerders leggen zich toe op de uitvoering. En de burger? Die beheert idealiter direct of indirect zijn eigen geld en kiest de uitvoerder die hij wil. Een goede rol- en taakverdeling komt de kwaliteit van de zorg ten goede. Als we ons ook maar enigszins in deze richting bewegen, hebben we straks echt wat te kiezen.
De auteur begeleidt in een aantal gemeenten de transitie van de AWBZ naar de WMO.