Chinezen bijna erkend als echte minderheid
Zichtbaar en onzichtbaar tegelijk hebben de ongeveer 50.000 mensen van Chinese afkomst zich de afgelopen decennia door de Nederlandse maatschappij bewogen.
Iedereen gaat wel eens naar de Chinees, maar wie kent er eigenlijk Chinezen? Met het Inspraak Orgaan Chinezen (IOC), waarvan het bestuur vrijdag in Den Haag werd geïnstalleerd, willen zij meer naar buiten treden.
Als doelstellingen heeft het overlegorgaan bijvoorbeeld dat Chinezen van de eerste generatie Nederlands leren. De jeugd moet juist in Chinese talen onderwijs krijgen. Verder zou het mooi zijn als ook autochtone Nederlanders Chinees leerden, bijvoorbeeld Mandarijn, een van de meest gesproken talen ter wereld.
Met de installatie van het IOC voldoen de Chinezen aan een belangrijke voorwaarde om toegelaten te worden tot het Landelijk Orgaan Minderheden (LOM). Als ze daar eenmaal in zitten, zijn ze ook voor de overheid een officiële minderheidsgroepering. Hierdoor moet het makkelijker worden om, net als onder meer voor Turken en Marokkanen, subsidies te krijgen voor culturele en maatschappelijke projecten. Veel gemeenten zien daar tot nu toe van af, omdat de Chinese gemeenschap buiten het officiële integratiebeleid valt, aldus een woordvoerder van het IOC.
Eigenlijk waren de Chinezen altijd te succesvol en konden ze zichzelf te goed redden om in aanmerking te komen voor dezelfde overheidssteun als andere minderheden. Tegelijkertijd staat deze gemeenschap, die bestaat uit mensen uit onder meer China, Taiwan, Hongkong, Suriname en Indonesië, bekend als gesloten. Net als andere groeperingen hebben Chinezen zo hun problemen, stellen de oprichters van het IOC, onder wie K. R. Ho Ten Soeng, burgemeester van Venhuizen. Zo leven veel ouderen geïsoleerd, is er schooluitval en komt gokverslaving relatief vaak voor.