Eva Besnyö (1910-2003)
In het Rosa Spier Huis in Laren is vrijdag op 93-jarige leeftijd de Joods-Hongaarse fotografe Eva Besnyö overleden. In haar werk staan fotografische eigenschappen als scherpte, aandacht voor het detail en voor de afdruk centraal.
Eva Besnyö (1910) werd geboren in Boedapest en kwam in 1932 naar Nederland. Sinds de jaren veertig wordt ze beschouwd als de belangrijkste fotografe van Nederland.
Haar laatste spaargeld stak Eva Besnyö in afdrukken voor een tentoonstelling van haar beste werk, begin dit jaar in het Fotografiemuseum Amsterdam (FOAM), dat ze eerder samen met fotograaf Paul Huf stichtte. Van foto’s zat alleen het negatief in haar archief. Besnyö was heel kritisch over haar werk: het meeste kon niet meer door de beugel.
Haar latere werk stak bleekjes af bij de foto’s uit haar Berlijnse periode (1930-1932), realiseerde ze zich bij het keuren van haar collectie. „Mijn topfoto’s komen allemaal uit dezelfde tijd. Ik heb ze allemaal gemaakt toen ik een jaar of 20, 21 was. Ik had toen moeten ophouden, dan zou het helemaal bijzonder zijn. Maar ja, ik ben doorgegaan.”
In Berlijn kwam de jonge fotografe Besnyö voor het eerst op eigen benen te staan. Daar kon ze tot bloei komen dankzij de volledige vrijheid die ze bezat. Ze trok de straat op nadat fotograaf Jozsef Pécsi haar in Boedapest vooral in portret- en reclamefotografie had onderwezen. In Berlijn ontwikkelde ze een eigen beeldtaal die aansloot bij wat de Nieuwe Fotografie werd genoemd en die vooral onder invloed van de Bauhaus-beweging stond. Kenmerkend waren composities met veel diagonalen, opvallende camerastandpunten en een spel met schaduw en licht. „In Berlijn ben ik geboren als de Eva Besnyö die ik ben geworden.”
Van de oprukkende nazi’s was in haar werk niets te bekennen: Besnyö ontwikkelde haar beeldtaal vooral met het vastleggen van alledaagse voorwerpen, die ze van heel dichtbij fotografeerde zodat de structuur van de materialen scherp en duidelijk zichtbaar werd.
Het politieke klimaat noopte de Joodse fotografe de wijk te nemen naar Amsterdam, samen met haar vriend en latere echtgenoot, de Nederlandse filmer John Fernhout.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog gebruikte Besnyö haar kwaliteiten als fotografe voor het vervalsen van identiteitspapieren, ook van haarzelf. Als Jodin mat ze zich met behulp van foto’s uit eigen archief een arische familie aan. Zelf zei ze dat de verschrikkingen van de oorlog haar pas brachten tot foto’s die ook nog ergens over gingen. Vooral de schoonheid van haar foto’s van het gebombardeerde Rotterdam opende haar de ogen. „Daar schaam ik me nu nog voor”, zei ze tientallen jaren na de oorlog. „Want het waren prachtige foto’s en over verwoestingen hoor je geen prachtige foto’s te maken.”
Fotografie is in Besnyö’s werk een sociaal-maatschappelijk instrument. De onderwerpen die zij fotografeerde lopen sterk uiteen en variëren van Dolle-Mina-acties tot Hongaarse dorpen en portretten van Nederlandse kunstenaars. In haar werk laat ze tegelijkertijd het kwetsbare en het strijdbare van de mens zien. Als een soort documentatie voor later toont ze het huiselijke en het alledaagse, het familieleven en het werk. „Dat is moeilijker dan extreme momenten vastleggen, want aan het alledaagse moet je zelf iets toevoegen.”