Opinie

Heroverweeg model raad van toezicht in onderwijs

Scholen moeten heroverwegen of het model van een raad van toezicht wel goed functioneert, stelt Ton Duif.

Ton Duif
18 March 2014 09:06Gewijzigd op 15 November 2020 09:27
beeld Nationaal Onderwijsmuseum
beeld Nationaal Onderwijsmuseum

Graag deel ik negen overwegingen over de toekomst van ons onderwijs.

Mijn eerste punt: leg het primaat voor onderwijs weer terug bij de school. Iedereen meent in dit land verstand te hebben van onderwijs. In die kakofonie van meningen en wensen valt mij op dat scholen zelf zich onvoldoende laten horen. Ze willen wel, maar kunnen onmogelijk voldoen aan alle aan hun gestelde eisen.

Dat brengt me tot mijn tweede overweging: laten we realistische doelen stellen en daar ook over in gesprek gaan. Voorkom een herhaling van het in 2012 afgesproken bestuursakkoord dat min of meer als een dictaat aan de sector is opgelegd. Een afspraak met alleen de besturen betekent geenszins dat die afspraken door de professionals in hun dagelijks werk worden meegenomen. Draagvlak krijg je pas als je de dialoog organiseert.

Belemmerend

Dat brengt mij bij het derde: heroverweeg om de governance­structuur uit het bedrijfsleven in te voeren. De wet ”Goed onderwijs, Goed bestuur” laat uitdrukkelijk de mogelijkheid open om het toezicht intern te regelen. We moeten evalueren hoe de raden van toezicht (rvt) zijn samengesteld en wat de werkelijk toegevoegde waarde ervan is. Zorgen ze wel voor een transparante structuur en voor de gewenste maatschappelijke inbedding?

In de vorige eeuw was het volstrekt normaal dat het bestuur zelf zorgde voor het maatschappelijk mandaat. Voor heel veel kleine besturen en kleine zelfstandige scholen is dat gelukkig nog steeds het geval. Bestuursleden werden en worden gezocht in de schoolomgeving of vanwege hun specifieke expertise. Met een splitsing tussen een dagelijks en algemeen bestuur kun je toezicht intern regelen, inclusief het vaststellen van de arbeidsvoorwaarden van die enkele bestuurders die bezoldigd dagelijkse taken uitvoeren.

Deze wijze van besturen maakt het ook gemakkelijker de verbinding te koesteren tussen het formele, kaderstellend en het faciliterend bestuur dat toezicht houdt op het dagelijks werk van de schoolleider in de school. Naar mijn mening veroorzaakt het rvt-model dat het beleid zich meer en meer ontwikkelt in samenspraak met besturen en rvt’s in plaats van met schoolleiders. Schooldirecteuren ervaren dit als belemmerend bij het ontwikkelen van innovatief en ondernemend schoolbeleid. De omgeving van de school verandert vaak snel en schoolleiders en hun professionals worden daar vaak het eerst mee geconfronteerd.

Die snel veranderende omstandigheden brengen mij bij het vierde: zorg nu eindelijk eens dat scholen gehuisvest worden in moderne, multifunctionele schoolgebouwen. Veel onderwijsinnovaties lopen stuk op gebrek aan ruimte en mogelijkheden. Modern onderwijs kun je bijna niet geven in een lokaal van 7 bij 7 meter, soms met dertig leerlingen en geheel in je eentje. Ik besef wel dat dit veel geld gaat kosten.

Toch zijn aanpassingen nodig, mede vanwege mijn vijfde punt: onderzoek of het werken met multidisciplinaire teams met wisselend samengestelde leerlingengroepen meer kansen biedt voor onderwijs op maat. En dat hoeven niet allemaal hbo- of wo-opgeleide medewerkers te zijn, als die al beschikbaar zijn.

Wel zullen we eisen moeten stellen aan onze eigen professionele ontwikkeling. Daarom mijn zesde overweging: stel na- en bijscholing voor iedereen verplicht. Ontwikkel lerende netwerken van schoolleiders, bestuurders en leraren. Het is opmerkelijk dat een sector waar professionals zich bezighouden met het geven van scholing, zelf zo weinig aan scholing doet.

Of daarvoor wel financiële middelen bestaan? Dat los ik op met mijn zevende punt, ditmaal gericht aan de Nederlandse politiek: zorg nu eindelijk eens voor een voldoende en stabiele financiering. Hoewel onderwijs formeel steeds buiten de bezuinigingen wordt gehouden, hebben wij wel degelijk te maken met teruglopende budgetten. Extra geld voor onderwijs wordt steeds voorzien van een wensenlijstje. Op zich is dat te begrijpen maar, de basisfinanciering moet op orde zijn alvorens je nieuwe eisen kunt stellen.

Ten achtste: zorg voor deskundige onderwijsinspecteurs die niet zozeer kijken vanuit een gestandaardiseerd kader, maar weer functioneren als professionele externe assessors. Een inspectiebezoek en -rapport moet aanleiding zijn tot dialoog, niet tot ranglijstjes en afrekeningen.

Cito

De laatste overweging: het is nog niet te laat om te stoppen met door de overheid ingestelde centrale eindtoetsen. Ik heb niets tegen gestandaardiseerde toetsen, maar wel tegen wat we met de uitkomsten daarvan doen. Als we op de huidige weg doorgaan, hebben scholen en ouders er straks baat bij de Cito-cijfers te beïnvloeden. We zien inmiddels de perverse resultaten: vermeende fraude met uitslagen, commerciële instellingen die voor veel geld trainingsprogramma’s verkopen, kinderen die worden opgejaagd en Cito-cijfers die voor veel vo-scholen een belangrijker toelatingscriterium zijn dan het advies van de basisschool die deze leerlingen al acht jaar kent. Er zijn ook andere kwaliteiten dan een score boven de 542 punten nodig om met succes het vwo te kunnen doorlopen.

Tot slot nog een oproep: spreek vertrouwen uit in de school en respecteer de professionals. Zij helpen kinderen hun weg te vinden naar de toekomst waarbij het totale kind telt. Spreek met respect over de enorme betrokkenheid en professionaliteit van onze bestuurders, schoolleiders en leraren. Kijk daarbij ook eens wat vaker naar wat goed gaat.

De auteur is oud-voorzitter van Algemene Vereniging Schoolleiders (AVS). Dit artikel is een bewerking van de afscheidsspeech die hij vrijdag hield voor 1200 schoolleiders op het AVS-congres in Nieuwegein.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer