CDA moet in Limburg gewoon blijven zaaien
Hoe kan het CDA de rooms-katholieke kiezer in het zuiden terugwinnen? Door terug te keren tot de eigen ideologische bronnen? Of door een moderne campagne en aansprekende lijsttrekkers? „Allebei”, zegt politicus Van Helvert. „Ha! Een katholieke aanpak”, glimlacht hulpbisschop De Jong van het bisdom Roermond. Een tweegesprek over een taai probleem en een trage oplossing.
Toen Martijn van Helvert nog leraar geschiedenis was, gebruikte hij soms het beeld van een visvijver. „Een VVD’er zegt tegen de mensen: Pak een hengel en zorg voor jezelf. Een PvdA’er grijpt zelf de hengel, vist alle vissen eruit, fileert ze en legt ze voor de neus van de burger. Een CDA’er zegt: We doen het samen. Wie kan er goed vissen? Wie kan er goed fileren? Wie goed bakken?”
Als Van Helvert, sinds 2011 CDA-fractievoorzitter in de Provinciale Staten van Limburg, zijn leerlingen om hún visie vroeg, was de keuze snel gemaakt. „Ze kozen allemaal voor de middenweg, ja, die van de christendemocratie.”
Toch is de rauwe werkelijkheid anders. Het CDA verloor de achterliggende jaren honderdduizenden stemmen. Bij Kamerverkiezingen én gemeenteraadsverkiezingen. In het noorden, maar vooral ook in het rooms-katholieke zuiden.
Afnemende kracht
In het ruime hulpbisschoppelijk onderkomen in Roermond, tussen rijen boeken, Mariabeeldjes en foto’s van de voorvorige paus, treft Van Helvert (35) op een vrijdagmorgen eind februari monseigneur De Jong (55), om met hem van gedachten te wisselen over de almaar afnemende kracht van het CDA in Limburg en Brabant. Nee, Van Helvert is hier nog nooit binnen geweest. Maar De Jong en hij kennen elkaar wél goed.
De Jong: „Vorige week sprak ik je moeder nog, in haar hoedanigheid van bisschoppelijk gedelegeerde voor het onderwijs. Jou kende ik al toen je nog een jongetje was.”
Van Helvert: „Toen ik een jaar of twaalf was, schreef ik een brief aan de bisschop, monseigneur Gijsen. Of hij mij snel in het kerkbestuur wilde benoemen. Want het moest in mijn ogen heel anders met de kerk.”
De Jong: „Een van de grote problemen voor de kerk is: hoe houden we de interesse van de jeugd vast, of beter: hoe krijgen we die? Hier denk ik een parallel met de politiek te bespeuren. Als de kerk er, samen met het katholieke onderwijs, in slaagt onze jongeren te inspireren om goede christenen te zijn, komt een deel van hen wellicht ook weer uit bij het CDA. Dan moeten ze het CDA overigens wel kunnen herkennen als een christelijke partij. Een partij die opkomt voor het gezin –voor de kerk en voor mij persoonlijk bestaat dat nog altijd uit man, vrouw en eventuele kinderen–, voor het ongeboren leven, en –net als Jezus deed– voor de arme en de verdrukte.”
Van Helvert: „Kiezers moeten zien waar een partij voor staat. Toen ze mij vroegen als CDA-lijsttrekker voor de Statenverkiezingen lag er al een programma klaar van een stuk of tien punten. „Ho even”, zei ik, „daar moet dus wel iets vóór komen. We moeten éérst aangeven waar wij met de provincie heen willen. Waar is onze stip op de horizon?” We hebben toen bijvoorbeeld opgeschreven dat over vijftien jaar in Limburg niemand meer eenzaam mag zijn.”
De Jong (met duim omhoog): „Goed zeg!”
Sociale leer
In de gloriedagen van de RKSP (voor de Tweede Wereldoorlog) en de KVP, waarin de sociale leer van de Rooms-Katholieke Kerk nog algemeen gezag had, stemde de overgrote meerderheid in Brabant en Limburg op deze partijen. In sommige gemeenten scoorde de KVP boven de 95 procent.
Dat begon te kenteren in de jaren vijftig van de vorige eeuw. Rooms-katholieke arbeiders weken steeds vaker uit naar de PvdA. De Nederlandse bisschoppen antwoordden in 1954 met een herderlijk schrijven, het zogeheten mandement. Daarin werd lidmaatschap van de PvdA voor rooms-katholieken weliswaar niet verboden, maar wel sterk ontraden.
De Jong: „Het effect was averechts. Veel prominente katholieken zijn toen definitief vervreemd van hun kerk. Zij vonden deze bemoeienis te ver gaan. Het mandement was ook eigenlijk een soort wanhoopsdaad.
Een beter voorbeeld van hoe kerkelijke en politieke leiders zich in de samenleving zouden moeten opstellen, vind ik de benadering van de katholieke theoloog Henricus Andreas Poels, die dicht bij de zorgen van gewone mensen stond en in de tijd van het interbellum veel gedaan heeft om Limburgse mijnwerkers voor de kerk en de christelijke politiek te behouden.”
Van Helvert: „In de sociale leer van de Rooms-Katholieke Kerk zitten nog altijd veel bruikbare gedachten, zoals die van de subsidiariteit (nooit iets door een hogere bestuurslaag laten doen als een lagere het ook kan, red.) en van het distribuïsme (het bezit van bedrijven moet zo breed mogelijk over de bevolking worden verdeeld, red.). Die leer zouden we, om zo te zeggen, moeten oppoetsen.”
De Jong: „Niet als theorie, maar als iets om in de praktijk te brengen. Tussen de mensen staan, aandacht voor hen hebben. Hoe belangrijk dat is, is, denk ik, zowel de kerk als de politiek een beetje vergeten. Het is voor de kerk ook niet makkelijk, met steeds minder priesters op steeds meer parochies.”
Van Helvert: „Vroeger kenden KVP-politici hun dorp en hun streek. Ze deden niet alleen wat voor hun kiezers in Den Haag, maar ook in de buurt, de vakbeweging of de woningbouwvereniging. In feite heeft Marijnissen zijn werkwijze, keukentafelgesprekken voeren, van de KVP gepikt.
Daarom zeg ik: de stropdas moet af en we moeten de markt op. Kijk bijvoorbeeld hoe Ine Aasted-Madsen, mijn partijgenoot en oud-collega in de Staten, het aanpakt. Ziet ze bij haar in de buurt een groep hangjongeren staan, dan loopt ze erop af en vraagt: „Hebben jullie geen werk?” „Nee, mevrouw.” „Kom dan morgen even bij me langs.” Ze regelt voor die jongens niet alleen een baan in de bouw, maar belt hen ’s ochtends ook om 6.00 uur op: „Ben je al opgestaan?” Mooi is dat.”
Gemoedelijkheid
Kleurden Brabant en Limburg op verkiezingskaartjes vroeger steevast CDA-groen, vanaf 2010 is de eerste plaats in veel zuidelijke gemeenten overgenomen door VVD, PvdA, PVV of door lokale partijen. Collegedeelname van de partij is, net zoals regeringsdeelname in Den Haag, geen vanzelfsprekendheid meer. Mist de burger daar eigenlijk iets aan?
Van Helvert, na enig nadenken: „Neem nu de gemeente Landgraaf, een samenvoeging van de vroegere gemeenten Nieuwenhagen, Schaesberg en Ubach over Worms. Daar zit het CDA niet meer in het bestuur. Hoe zijn de regerende partijen daar te werk gegaan? Ze hebben allerlei zaken verdeeld over de drie kernen: jullie krijgen het winkelcentrum, jullie het gemeentehuis, jullie het sportveld. Resultaat: niemand is echt tevreden. Het CDA zou meer vanuit het algemeen belang hebben geredeneerd en gewerkt.
Hetzelfde tekort zie je bij Rutte en Samsom. Ze sluiten allerlei akkoorden, geven hier wat weg en daar wat weg. Alle achterbannen krijgen wel iets. Maar dat is niet het algemeen belang dienen. Het is hoogstens een verdeel-en-heerspolitiek.”
De Jong: „Een deel van de Limburgers zal het CDA niet missen. En velen missen de kerk niet. Maar aan de andere kant: onderschat het aantal mensen niet dat op een of andere manier toch nog iets met de kerk heeft. Men is lid van het harmonieorkest of de fanfare, en doet in die hoedanigheid ook mee met de processie. Op begrafenissen hoort men een tot nadenken stemmende boodschap in de preek en heeft men even een gesprekje met de pastoor. En ook op de scholen is er nog veel wat impliciet is te herleiden tot de rooms-katholieke leer. Het heeft weinig met kennis, en nog minder met dogma’s te maken. Het is vooral een gevoel.”
Van Helvert: „Dat gevoel willen ze ook bij het CDA terugvinden.”
De Jong: „Het gemoedelijke. Zo van: kómt goed, kómt goed…”
Van Helvert: „De Limburger en de Brabander wi herkenbare figuren in de landspolitiek. Hij stemt het liefst op ”onze man in Den Haag”. Overigens hóéft dat niet per se een katholiek te zijn. Balkenende trok in het zuiden ook veel stemmen. Die man werd met bijvoorbeeld zijn snelle auto’s tijdens z’n premierschap steeds losser, steeds bourgondischer, steeds katholieker.”
Satansbijbel
Goed, het CDA moet dus de straat weer op, herkenbare figuren op lijsten zetten en de sociale leer van de Rooms-Katholieke Kerk weer onder het stof vandaan halen. Maar wie zit op dat oude gedachtegoed te wachten? Wie wil, in deze geatomiseerde tijd, nog verantwoordelijkheid dragen voor zijn naaste? Hier zit, erkennen Van Helvert en De Jong, een pijnlijk punt.
Van Helvert: „Onze tijd is kortademig. We luisteren alleen nog naar kreten van 140 tekens. Daar varen populistische partijen wel bij. Maar als CDA’er zeg ik: de politiek is ooit bedacht om de gekozenen rustig en goed over de dingen te laten nadenken. Die tijd gunnen kiezers je nu amper nog.”
De Jong: „We leven in een hedonistische tijd. Dat maakt het voor de kerk en voor het CDA niet makkelijk. Een tijd geleden vertelde een satanist me wat er in de satansbijbel staat. Ik verwachtte te horen: „Ga stelen, moorden en echtbreken.” Maar nee, het hoofdgebod was: „Denk eens wat meer aan jezelf.” Wauw, dacht ik, dat is slim gevonden: als je daarmee start, komt de rest vanzelf.”
Van Helvert: „Landelijk is het onder meer de PVV die garen spint bij het kortetermijndenken. Plaatselijk zijn het soms lokale partijen die het in gemakkelijke oplossingen zoeken. Veel vooraanstaande lokale partijen in Limburg zijn overigens afsplitsingen van het CDA, ontstaan doordat mensen ontevreden waren over hun plaats op de lijst en daarom maar voor zichzelf begonnen.”
De Jong: „Het zou kunnen zijn dat de waarden van het CDA bij het volk niet meer populair zijn. Ik zeg dan: toch volhouden. Je hebt ook de plicht om te waarschuwen. De kerk behoort profetisch te zijn, ook al worden profeten soms omgebracht. En misschien geldt die plicht ook wel enigszins voor het CDA.”
Van Helvert: „Kiezers terugwinnen is een traag proces. We moeten blijven zaaien. Wellicht komt er dan bij de volgende stembusgang iets op. Of bij de verkiezingen daarna.”
Dit is het slot van een tweeluik over het CDA en het rooms-katholieke zuiden.
Martijn van Helvert
Martijn Johanna Franciscus van Helvert (geboren 1978) studeerde sociale geografie en geschiedenis in Utrecht. Hij begon zijn loopbaan als docent op een middelbare school in Sittard en is momenteel beleidsmedewerker bij de gemeente Heerlen. Van Helvert (gehuwd, drie kinderen) was zes jaar gemeenteraadslid in Echt-Susteren. Sinds 2011 is hij fractievoorzitter van het CDA in de Provinciale Staten van Limburg. Bij de laatste Kamerverkiezingen stond de politicus op nummer 13 van de kandidatenlijst, maar viel hij net buiten de boot doordat de lager geplaatste Twentenaar Omtzigt veel voorkeurstemmen behaalde. Overigens kán Van Helvert deze regeerperiode nog Kamerlid worden, namelijk wanneer een zittend CDA-Kamerlid bijvoorbeeld burgemeester wordt. „Ik ben als een boer die wacht op regen.” Coming man Van Helvert was van 2005 tot 2014 kerkmeester in de parochie H. Amelberga te Susteren en is als speler en trainer actief in voetbalclub RIA (Rooms In Alles) te Nieuwstadt.
Everard de Jong
Everardus Johannus de Jong (geboren 1958) volgde de lts en de mts, wilde aanvankelijk elektronica-ingenieur worden, maar voelde zich plotseling geroepen tot het priesterschap. Hij volgde de priesteropleiding te Rolduc, studeerde filosofie in Rome en promoveerde in Washington op een proefschrift over Galileo Galilei. In 1999 werd hij in Roermond tot hulpbisschop gewijd, waar hij sindsdien dienstdoet onder bisschop Frans Wiertz. Monseigneur De Jong is namens de Nederlandse Bisschoppenconferentie verantwoordelijk voor rooms-katholieke geestelijke verzorging in zorginstellingen en penitentiaire inrichtingen. In 2010 stuurde hij alle Tweede Kamerleden mede namens de Stichting Recht Zonder Onderscheid een antiabortusbrief met als bijlage een plastic foetus, die her en der felle reacties opriep. In een discussie met Paul Cliteur schreef De Jong vorig jaar in de Volkskrant: „Geef mij maar een rationaliteit die ruimte biedt aan een liefhebbende God in plaats van een anonieme lotsbestemming, een Vader Die op me wacht in het land van Licht en Leven!”