Godsdienstsociologe Ammerman: Religie heeft slechte naam
AMSTERDAM. Zowel in de Verenigde Staten (VS) als in Europa lijkt de traditionele religie op haar retour. Onder meer de opkomst van de zogenaamde ”nones” in de VS voedt die gedachte. In plaats daarvan lijkt spiritualiteit de nieuwe norm.
Dat zei prof. dr. Nancy Ammerman vrijdag op de Vrije Universiteit in Amsterdam. De hoogleraar godsdienstsociologie aan Boston University in de VS hield daar, op uitnodiging van het Amsterdam Center for the Study of Lived Religion, een publiekslezing.
Volgens de godsdienstsociologe heeft religie een slechte naam gekregen. „Op zijn best wordt religie in verband gebracht met schijnheiligheid. Op zijn slechtst staat ze synoniem voor uitbuiting en geweld. Het is dan ook weinig verrassend dat veel mensen zich liever omschrijven als spiritueel dan als religieus”, aldus Ammerman.
Een allesomvattende term van spiritualiteit is er volgens de hoogleraar niet. Veel mensen koppelen die aan ervaringen zoals ontzag voor de natuur, of het speciale gevoel te hebben met iemand in een soort bovennatuurlijke verbinding te staan. Vaak wordt spiritualiteit in verband gebracht met een godheid, waarmee bijvoorbeeld via gebed en meditatie contact kan worden gemaakt. Ook koppelen veel mensen spiritualiteit aan gebeurtenissen die niet wetenschappelijk te verklaren zijn.
In vrijwel iedere traditie bestaat het gebed. Niettemin zijn er volgens de godsdienstsociologe talloze andere „spirituele praktijken”, waarvan bepaalde gebruiken vooral groepsgebonden zijn. Zo is het bijvoorbeeld voor veel mormonen en joden de gewoonte om bepaalde kleding te dragen en hebben zij specifieke opvattingen over voedsel. Voor conservatieve protestanten geldt het lezen van de Bijbel als een van de voornaamste godsdienstoefeningen. De niet-groepsgebonden religieuze praktijken zijn echter eindeloos, aldus Ammerman. Ze variëren van deelname aan genezingsrituelen tot een bepaalde haardracht.
De plaatsen waar mensen spiritualiteit zeggen te ervaren, is divers. Dat kan thuis zijn, maar ook op het werk. De hoogleraar wijst op de theorie van de beroemde socioloog Max Weber (1864-1920), die de oorzaak van de geest van het kapitalisme zocht in de Reformatie. Volgens Weber speurden aanhangers van Calvijn naar tekenen van hun uitverkiezing. Die vonden ze onder meer in de succesvolle uitoefening van hun beroep.
Niet iedere ruimte is doorspekt met spiritualiteit. Ook is de ene persoon er gevoeliger voor dan de andere. Toch kan ze volgens Ammerman vooral gedijen in „spirituele stammen.” Daaronder verstaat de godsdienstsociologe een groep gelijkgestemden die elkaar „heilige verhalen” vertellen. Door de overdracht van die verhalen, vaak bestaand uit alledaagse voorvallen die worden verweven met spirituele ervaringen, ontstaat er een zogenaamde plausibiliteitsstructuur. Die structuur is voor individuen een voorwaarde om de spirituele kijk op het leven te houden.