Joodse gevangenen worden steeds angstiger
Gevangenen met een Joodse achtergrond worden steeds angstiger en raken psychisch in de knel. Door een groeiend aantal scheldpartijen en kleine pesterijen aan hun adres proberen ze ook steeds meer hun afkomst te verbergen voor hun medegevangenen. „Op straat loop je weg, maar gedetineerden moeten het met elkaar doen”, zegt rabbijn A. L. Heintz.
Heintz is een van de twee orthodox-Joodse geestelijke verzorgers in Nederland. Hij houdt zich enkele dagen per week bezig met het bezoeken van Joodse gevangenen, die zijn verspreid over een groot aantal gevangenissen in het hele land. Hun aantal schommelt al jaren tussen de 100 en de 200.
Hoewel er ook een Joods-liberale geestelijke verzorger aan het werk is -„een politiek cadeautje van een eerder kabinet”- gaat de vraag van de Joodse mannen en vrouwen die tot celstraf zijn veroordeeld vrijwel altijd uit naar Heintz en zijn collega. Ook van de meer liberale Joden. „En dat geldt ook voor de sefardische Joden en de uit Israël afkomstige groep. In benauwdheid roept men tot God, zou je kunnen zeggen.”
Het groeiend antisemitisme in de samenleving gaat de gevangenissen niet voorbij, integendeel. Veel celbewoners zijn afkomstig uit Arabische landen. Ze hebben een anti-Israël-houding en staan daardoor vijandig ten opzichte van de Joden. Hoewel hij zelden van fysiek geweld hoort, komt Heintz vaak tegen dat zijn cliënten worden uitgescholden en, vaak achter hun rug, uitgevloekt. In andere talen worden dreigende opmerkingen gemaakt.
De rabbijn merkt dat Joden in toenemende mate bij de registratie ”geen geloof” opgeven. Via collega’s, contacten en door zijn vele gevangenisbezoeken komt hij meestal toch met deze groep in aanraking. „En dan weigeren ze geestelijke bijstand niet. Er blijkt juist een toenemende behoefte aan hulp te zijn, doordat mensen psychisch in de knel raken. Men is angstig en ligt met zichzelf overhoop, is bang dat er meer gebeurt dan alleen maar uitschelden. Je moet daarbij bedenken dat wij altijd een minderheid zijn. Vooral als je de enige bent, en dat gebeurt regelmatig, is het moeilijk voor je Joodzijn uit te komen.”
Heintz is zestien uur per week in dienst van justitie. Daarnaast is hij rabbijn in Utrecht en Breda en is hij werkzaam voor het opperrabbinaat buiten de regio’s Den Haag, Rotterdam en Amsterdam. Als gevangenispastor komt hij in alle gevangenissen van Nederland. „Het klimaat per gevangenis verschilt sterk. In de ene plaats is het antisemitisme veel groter dan in de andere. Is er veel stress of niet, dat is een belangrijke factor.”
Heintz vreest dat overal een groeiende stroom met anti-Joods propagandamateriaal binnendringt. „Het gaat natuurlijk vooral om anti-Israël- en anti-Amerika-gevoelens. Turkije en Marokko zijn ons vanouds niet echt vijandig gezind, maar de islamieten uit die landen worden sterk beïnvloed door materiaal dat volgens mij meestal uit delen van Saudi-Arabië afkomstig is.” Recent stuitte Heintz in een gevangenis op een kalender van al-Aqsa, de organisatie die ervan wordt verdacht onder meer terroristische aanslagen door Palestijnen te financieren. „Ik mocht gebruikmaken van de kamer van de imam. Die kalender hing daar aan de muur. In die situatie ga je daar niets van zeggen, maar toch…”
Hij aarzelt als hem wordt gevraagd of justitie oog heeft voor de problemen. „Die kalender hoorde daar natuurlijk niet. Bij incidenten wordt overplaatsing vaak als een oplossing gezien.” De toenemende angst onder de de Joodse gevangenen gaat volgens hem aan iedereen voorbij. „Alleen wij merken die op. Het is zelfs zo dat de tendens om zich niet als Jood bekend te maken zich op den duur tegen ons kan keren. Want dan is er in theorie minder Joodse geestelijke verzorging nodig. Terwijl de werkelijke behoefte groeit.”
Het antisemitisme treft ook hem en zijn gezin. „Het is in Utrecht minder erg dan in Amsterdam, maar ook hier word je op straat uitgescholden. In de directe omgeving kennen ze ons, hier valt het mee. Maar verderop in de straat zeker. Mijn kinderen zijn op school wel eens aangevallen. Het houdt helaas niet op. Recent was er op onze deur een hakenkruis geschilderd.” Heintz reageert enigszins berustend. „Gelukkig kon ik het gemakkelijk weer verwijderen. Wij zijn na enkele duizenden jaren ballingschap wel wat gewend. Twee eeuwen geleden mocht je in deze stad als Jood niet eens overnachten.”