„Grondtalen geven bijbeltekst diepte”
Is het nodig dat predikanten Hebreeuws en Grieks leren om Gods Woord aan de gemeente uit te leggen? Die vraag stond gistermiddag centraal tijdens een symposium in Kampen.
De bijeenkomst was georganiseerd door de Theologische Universiteit (Broederweg), in samenwerking met de studentenvereniging Fides Quadrat Intellectum (FQI). Vier gereformeerd-vrijgemaakte predikanten reageerden op een artikel van dr. W. Rose in de lustrumalmanak van FQI. Daarin gaat dr. Rose in op het belang van de bijbeltalen voor predikanten. De meeste referenten zien ook voor deze tijd het nut in van de studie van Grieks en Hebreeuws. Wel erkennen ze: „We zijn maar amateurs.”
Ds. H. H. J. Feenstra (Kampen) vindt dat de bijbelteksten „kleur en diepte” krijgen door het bestuderen van de grondtalen. „Niets is bevredigender dan zelf de oorspronkelijke tekst erbij te nemen, om te zien wat er staat. Het geeft een gevoel van zekerheid. Door het lezen van de Bijbel in de oorspronkelijke taal ben ik dicht bij mijn God.”
Ds. Feenstra kreeg bijval van ds. P. P. H. Waterval uit Krimpen aan den IJssel. Ds. Waterval zou zich „gehandicapt” voelen als hij het zonder grondtalen zou moet stellen. Tegelijkertijd constateerde hij dat predikanten geen deskundigen zijn. „Laten we wel nuchter blijven, want het lukt niet altijd om de tekst echt vanuit de grondtalen te exegetiseren.” De predikant stelde voor de Hebreeuwse en Griekse methode aan te passen: minder nadruk op grammatica, meer op vertalen. Ook computerprogramma’s zouden volgens hem goed gebruikt kunnen worden.
Volgens ds. R. Sietsma (Grotegast) is er meer aandacht nodig voor de ontvangers van de boodschap. Hij meende dat de tijd dringt om de mensen om ons heen -moslims, asielzoekers en vele anderen- beter te begrijpen. De voormalige zendingspredikant pleitte voor een verplichte stage in een land met een andere cultuur, bijvoorbeeld in het Midden-Oosten of in Afrika. „Zo leer je een niet-westerse taal en krijg je meer begrip voor niet-westerse ontvangers.” Ds. Sietsma heeft er vrede mee als de bijbeltalen hierdoor keuzevakken worden.
De duidelijkste argumenten tegen het verplicht stellen van bijbeltalen als leervak kwamen van ds. J. W. Roosenbrand uit Groningen. Volgens hem is het mogelijk als predikant „opbouwend bezig te zijn” zonder kennis van de grondtalen. „Het is een illusie dat je na enkele jaren studie kunt beoordelen wat experts beweren in hun commentaren. Collega’s erkennen dat een predikant dit niet lukt. Er moet wel aan bijbelstudie gedaan worden, maar niet tijdens de preek. ’Vondsten’ zijn meestal niet voor de gemeente van belang. Voorgangers moeten leiding kunnen geven, zelfstandig kunnen denken, maar ze hoeven de oude talen niet te kennen.”
Ds. Roosenbrand vindt het belangrijk dat predikanten goed taalkundig geschoold zijn en zorgvuldige vertalingen gebruiken. De Groningse predikant voorziet een ander soort predikanten als de eis tot studie van de grondtalen vervalt.
Docent Hebreeuws dr. W. Rose gaf een reactie op de referaten. Volgens hem bevinden predikanten zich, wat betreft de toegang toe grondtalen, in „een bevoorrechte positie” waar ze „gebruik van moeten maken.” Hij vindt de studie van de grondtalen een onmisbaar hulpmiddel: predikers behoeven een „intensieve omgang” met de Schrift, ze missen veel als ze de bijbeltalen niet tot hun beschikking hebben. Dr. Rose werkt aan een nieuwe methode die beter aansluit bij deze tijd.
Dr. Rose erkent dat predikanten soms verdwalen in een tekst, in plaats dat ze er helderheid vinden. Zicht krijgen op wat er staat betreft dan ook niet ingewikkelde teksten, maar vooral teksten waar je met elementaire kennis van de grondtalen tot een beslissing kunt komen. Hij illustreert: Psalm 59:12. In de ene vertaling staat: „Dood hen”, in een andere: „Dood hen niet.” In zulke gevallen is controle van de Hebreeuwse grondtekst nuttig.
Om predikanten te helpen, wil dr. Rose digitaal Hebreeuws materiaal beschikbaar stellen en een nascholingscursus Hebreeuws organiseren.