Weggevlucht – in de smoezelige armen van het kamp
In de Centraal-Afrikaanse Republiek voltrekt zich met het conflict tussen moslims en christenen een humanitaire ramp. Het eten raakt op en de ziektes slaan toe.
Weggevlucht zijn ze, de mensen in de kampen vol ontheemden rond de luchthaven van de hoofdstad Bangui. Weg van de moordende milities, weg van onder de hoornen vol onrecht, plunderzin en moordlust, die al maanden over de Centraal-Afrikaanse Republiek (CAR) worden uitgegoten.
Weg, regelrecht in de smoezelige armen van de kampen. Het zijn armen die bescherming bieden, een bepaalde mate van medische zorg en voedselzekerheid. Maar ze zijn ook vol met tal van nieuwe problemen.
„Het leven is moeilijk hier”, zegt Amkur, een pientere vrouw in een van de kampen bij de luchthaven. Ze had een goede baan. Nota bene: kortgeleden nog. Maar ze zit nu in een besmeurd tentenkamp. Er is tekort aan alles: medicijnen, toiletten, voedsel. En er is gebrek aan rust om te slapen. Amkur blikt het islamitische kamp rond. „Er zitten hier Tsjadiërs, Nigerezen, Malinezen, alles door elkaar. Ook dat geeft problemen.”
Als het regenseizoen straks begint, veranderen de morsige paadjes tussen de hutjes en tenten bovendien in modderpoelen. Parasieten zullen opduiken om de opeengepakte ontheemden te plagen. Malaria is nu al een groot probleem en de eerste doodsoorzaak in de kampen. Dat wordt dan nog veel erger, vrezen hulporganisaties. En boven de regenwolken loert het monster van de cholera.
„Als het regent, wil je hier niet zijn”, vat Martine Flokstra, noodhulpcoördinator van Artsen zonder Grenzen in Bangui, de situatie bondig samen. Veel van de ontheemden hebben echter geen keus. Ze hebben geen huis meer: verwoest. Of ze durven simpelweg niet weg. Het wemelt nog van de milities in het land en de bescherming schiet tekort.
Het is nu nog bloedheet en droog in de kampen. Dat kan echter zomaar veranderen: het regenseizoen in de CAR begint in de regel tussen maart en mei en duurt tot en met oktober.
Water
De humanitaire ramp in de CAR is intussen vergelijkbaar met die in Haïti na de aardbeving van 2010. Ruim 700.000 mensen zijn op de vlucht geslagen, op een totale bevolking van 4,5 miljoen inwoners.
Een van de meest prangende behoeften van al die mensen is schoon water, zegt Flokstra. In de kampen krijgen de ontheemden op dit moment 4 liter water per persoon per dag, maar dat is veel te weinig om van te drinken, te wassen en te koken. De minimumnorm ligt op 15 liter. Een Nederlander gebruikt dagelijks gemiddeld 120 liter water.
Langs de Oubanguirivier heeft Artsen zonder Grenzen een waterzuiveringsinstallatie opgezet, waar dagelijks 600.000 liter wordt verwerkt. Maar genoeg is het niet. Een probleem is ook dat er er te weinig vrachtwagens in het land zijn om het water te transporteren.
De noodhulporganisatie werkt op dit moment met 250 man internationale staf en 2000 lokale mensen in de CAR. „Dat is een zware bezetting”, beaamt Flokstra. „Maar het is keihard nodig.” Ze ziet „iets van verbetering in de situatie”, maar benadrukt tegelijk de behoefte aan meer organisaties en hulpverleners. „Er zijn gebieden in de CAR waar vrijwel geen hulpverlener zit.”
Tekenend voor de situatie in de CAR is dat Artsen zonder Grenzen al sinds 1997 in het land actief is. „Voor een noodhulporganisatie is dat zeer uitzonderlijk”, zegt Flokstra. „Het betekent dat er al jaren een noodsituatie is in dit land. De huidige crisis komt daarbovenop.”
Ondervoeding
Ook buiten de kampen laat de crisis in de CAR zich inmiddels in volle hevigheid voelen. De ziekenhuizen van Bangui kunnen het aantal patiënten nauwelijks aan. Op de binnenplaatsen zijn tenten neergezet, waarbinnen de bedden strak in het gelid staan. Alles ligt vol. Ondervoeding is een nijpend probleem aan het worden, leggen de artsen en verpleegkundigen uit.
Voor een van de ziekenzalen zit Micheline met haar elf maanden oude nichtje Joyel op schoot. Het meisje is broodmager en heeft witte plekken op haar lichaampje. „We hebben alleen wat melk om aan haar te geven”, verklaart haar tante.
Gaspard Touadora, die met zijn dochtertje in het ziekenhuis aan het wachten is, zegt dat de voedselprijzen in de stad meer dan verdubbeld zijn. „Voedsel is voor de gewone mensen volstrekt onbetaalbaar geworden.” Hij wijst erop dat in de publieke functies al maanden geen salarissen meer zijn uitbetaald. „Dat geeft dus een dubbel probleem.”
Trauma’s
Wat niet te zien is, zijn de traumatische ervaringen die mensen met zich dragen. Touadora vertelt hoe hij de wildernis in is gevlucht, toen de islamitische Sélékarebellen in december moordend door Bangui trokken. „Het was er een verschrikking, maar we konden nergens anders heen”, zegt hij. „We zaten er met veel mensen en hadden nauwelijks te eten. Slapen deden we in de openlucht te midden van het ongedierte.”
Een verpleegkundige, moeder van vijf kinderen, laat tussen neus en lippen door weten dat haar man is vermoord door Sélékastrijders. Er lijkt in Bangui bijna niemand rond te lopen die niet dergelijke verhalen kan vertellen.