„Vlak bij school begint Bram al te lachen”
RIDDERKERK. Een pas gestart project met kinderen met een meervoudige beperking binnen een reguliere basisschool in Ridderkerk lijkt aan te slaan. Initiatiefneemster Marjon de Vries (33), moeder van een van de kinderen: „Leerlingen komen zelfs tijdens de vakantie vrijwillig in ons klasje helpen.”
„Kom je ook snoezelen?” vraagt De Vries. Haar zoontje Bram (5) knikt. Hij produceert slijmbelletjes van net opgedronken limonade en lacht. Geroutineerd veegt zijn moeder zijn mond schoon voordat ze hem in de snoezelruimte helpt. Daar wachten groep-8-leerlingen op comfortabele kussens stralend op het komende knuffelmoment met Bram en zijn groepsgenootjes.
Het klasje met vijf kinderen met een meervoudige beperking huist in een gewoon lokaal van openbare basisschool De Botter in Ridderkerk. Soms draaien de kinderen mee in een reguliere groep 2 of groep 3. „’s Middags komen leerlingen van de midden- en bovenbouw bij ons helpen”, vertelt De Vries. Ze is directrice van Stichting Bram, de organisatie achter het klasje van haar zoon. „Dat helpen gebeurt overigens vrijblijvend. We vinden dat heel belangrijk. Alle kinderen willen overigens helpen.”
Het project –haar initiatief– loopt sinds begin dit schooljaar. Directe aanleiding voor de komst ervan was Brams geboorte in 2008. Al tijdens de zwangerschap bleek dat hij een schisis, een hazenlip had.
Abortus was geen optie voor de seculiere De Vries en haar partner Mark van Hoek. „Mensen gaan er standaard van uit dat hun baby gezond zal zijn. Maar we gingen bewust voor een kínd, dus niet alleen maar voor een kind dat helemaal gezond is. Want hoe ver wil je anders gaan? Tot het selecteren van een baby met blond haar en blauwe ogen? Zulke afwegingen passen niet bij de manier waarop wij samen in het leven staan. Bovendien maakt een twintigwekenecho niet alles zichtbaar. Je hebt ook genetische afwijkingen, die pas na de geboorte openbaar komen.”
Dat laatste was bij Bram het geval. Hij bleek een dermate heftige vorm van epilepsie te hebben dat uiteindelijk maar één noodgreep overbleef: het compleet uitschakelen van zijn linkerhersenhelft.
Ook toen bleven zijn vader en moeder volledig achter hun keuze van destijds staan. De Vries: „Als ouders kun je het er nog zo moeilijk mee hebben, maar dat valt in het niet bij het zware gevecht van Bram voor zijn leven. Toen we dat zagen, konden we helemaal niet opgeven. Mensen hebben ons vaak gevraagd: „Zou je dezelfde keuze maken als je dit tevoren geweten had?” Ons antwoord is ja, volmondig ja. Als Bram er niet was geweest, hadden we heel anders in het leven gestaan.”
Zijn komst heeft hun bestaan verrijkt en een andere richting gegeven, ervaart de vroegere onderwijzeres. „Voor ik Bram kreeg, had ik helemaal geen affectie met mensen met een beperking. Nu zie ik hoe waardevol het is dat ze er zijn. Ik wil dat ze een volwaardige plaats in de maatschappij hebben en een veilige, leerbare omgeving voor hen creëren.”
Met dit project hebben de kinderen contact met gezonde leeftijdgenootjes. De laatsten leren op hun beurt dat niet iedereen hetzelfde is en hetzelfde kan als zijzelf.
„We leven in een bikkelharde maatschappij. We doen weinig voor een ander, tenzij er iets tegenover staat. Hier leren leerlingen al jong om voor deze doelgroep te zorgen. We benadrukken hierbij dat het goed is wat ze doen. Ik hoop dat ze dit met zich meedragen, ook als ze groot zijn.”
Bram en zijn klasgenootjes blijken zich ondertussen positief te ontwikkelen. Onder algemene leiding van De Vries houdt een groep professionele vrijwilligers zich hier dagelijks mee bezig. De Vries: „De kinderen leren bijvoorbeeld zelfstandig uit een beker te drinken. Daarnaast volgt elk kind een eigen leerprogramma. Bram heeft sinds de hersenoperatie bijvoorbeeld nog nauwelijks stuur in zijn rechterarm. Verder is zijn lichaam minder gevoelig. Daardoor heeft het extra stimulatie nodig.
In groep 2 gaan we met hem bij de zandtafel zitten. Onder begeleiding mag een kleuter dan zijn hand met zand masseren of door de tafel bewegen. We proberen de mogelijkheden van elk kind zo veel mogelijk te ontwikkelen.”
„Je ziet Bram en zijn klasgenootjes opleven”, signaleert de initiatiefneemster. „Als Bram en ik het plein opkomen, begint hij al te lachen. In de enkele maanden waarin we nu bezig zijn, is bij iedereen het zelfvertrouwen gegroeid. Je ziet ze nu rechtop zitten, als ze het lokaal binnenkomen. Buiten de school wordt vaak over hen heen gepraat; hier merken ze dat ze erbij horen.”