Dr. W. van Vlastuin: Theologie Nadere Reformatie nog steeds van waarde
Accenten die in de Nadere Reformatie zijn gelegd, dienen we niet te verzelfstandigen ten opzichte van de inzichten uit de tijd van de Reformatie, stelt dr. W. van Vlastuin.
Het is een belangrijke vraag of we met de theologie en de spiritualiteit van de Nadere Reformatie goud in handen hebben.
Ik begin deze bijdrage met een kritisch citaat van Kohlbrugge: „Zo heeft de duivel half gewonnen spel gehouden in de protestantse kerk, heel spel in de Roomsche (…) En daarop Voetius, (lees zijn Politica), Brakel (lees zijn opstel over de waakzaamheid), de oude Brakel (de Trappen des Geestelijken Levens), Sara Nevius (de Zoekende Ziel gebracht tot Jezus), Lodenstein, Mej. Schuurman en Labadie (lees de uiteinde van zijn gemeente bij Fokke Sjoerds, Kerkel. Geschiedenis) vormen te zamen een godsdienstig kransje te Utrecht, om te bidden en om te bemediteren eene hervorming der kerken; hoe was hunne leer, en wat is er van die hervorming geworden? (…) Zet bij dat alles tot resumé wat gij zelve schrijft: reeds vroegtijdig heeft men onder ons het wezen des geloofs verminkt en de duivel heeft zijn schip door het halve Pelagianisme doorgestuwd en het op het heele Pelagianisme en Socianianisme vastgezet.”
Wat bedoelt Kohlbrugge? Hij laat ons daarover niet in het onzekere. Voorafgaand aan bovengenoemde woorden schreef hij: „Maar waar vindt men dat in de boeken? Heiligings-systemen, ja, maar geen opgaan in alles ”eis auton” (in Hem, in Christus, WvV). En voor zoveel de kerkhervormers dit gepredikt hebben, waren zij getuigen Gods, en met wat zij er bij gelapt hebben, hebben zij, zoowel als die van niets dan hervorming droomen, hun eigen werk toen zij maar even aan het bouwen waren, weder afgebroken, meenende dat zij de wederdoopers, antinomianen, pelagianen enz. enz. met Mozes bevechten moesten.”
Waar gaat het ”de leeuw uit Elberfeld” om? Hij legt de vinger bij het gevaar dat de heiliging wordt verzelfstandigd ten opzichte van de rechtvaardiging. Op deze wijze komt de mens erg centraal te staan en raken christenen weer onder de wet. Kohlbrugge onderstreept dat de heiliging gedacht dient te worden vanuit Christus en de gemeenschap met Hem. Zo kan er enerzijds ernst worden gemaakt met de vernieuwing van de mens, terwijl tegelijkertijd de vrijheid in Christus het kader is van de vernieuwing.
Afgezien van de vraag of het algemene oordeel van Kohlbrugge over de Nadere Reformatie waar is, kunnen we zijn benadering wel als een waarschuwing ter harte nemen. Dit betekent dat we de accenten die in de Nadere Reformatie zijn gelegd, niet moeten verzelfstandigen ten opzichte van de inzichten uit de Reformatie.
Ten aanzien van heiliging en geestelijk leven betekent dit dat de gerichtheid op het ”in nobis” (in ons) blijft staan in het kader van het heil in Christus ”extra nos” (buiten ons). Als dit kader wegvalt, treedt er verinnerlijking op en ontstaat er een ernst zonder vrijheid en zekerheid.
In het kader van de gemeenschap met Christus is er echter alle ruimte om recht te doen aan de tientallen noties van het werk van de Heilige Geest in het hart van zondaren: Wat gebeurt er in ons als de Heilige Geest Zich aandient? Wat betekent overtuiging van zonden en hoe functioneert het geloof? Wat is het bidden door de Geest? Hoe worden we vervuld met de Geest? Hoe krijgt de vrijmoedigheid gestalte? Wat valt er te zeggen van de vrucht van de Geest, zoals liefde, lijdzaamheid, zachtmoedigheid, matigheid? Zou het ook niet nodig zijn om in economische, politieke en ecologische crises het zuchten van de Geest weer te benoemen?
Kohlbrugge herinnert ons eraan dat de inwoning van de Heilige Geest niet losgemaakt kan worden van de gemeenschap met Christus. De Nadere Reformatie herinnert ons eraan dat we de kracht van de godzaligheid verliezen als de dimensie van de Heilige Geest in prediking, theologie en geestelijk leven gaat ontbreken. Het verbleken van deze noties leidt tot oppervlakkigheid en veralgemenisering. Dat kunnen we nu juist in het huidige postmoderne klimaat niet gebruiken, omdat we dringend behoefte hebben aan authentieke spiritualiteit.
Zonder de Nadere Reformatie te idealiseren, komt het mij voor dat de theologen uit deze beweging een besef hebben gehad van het feit dat het Pinksteren is geweest en dat er een geweldige weelde aan Geest beschikbaar is voor ziel, huwelijk, gezin, kerk en samenleving. In dit verband reikt deze beweging ons een buitengewoon positieve boodschap aan in onze huidige malaise. De theologen in deze beweging legden zich niet neer bij onomkeerbare processen van geestelijke achteruitgang, maar gelovend in de Heilige Geest zagen ze uit naar bloei van kerk en staat. Bovendien zagen ze daar soms iets van doorschemeren. Als dat geen goud is!
De auteur is docent dogmatiek en apologetiek aan het Hersteld Hervormd Seminarie. Dit artikel is een bewerking van de lezing die hij gisteravond verzorgde tijdens de jubileumbijeenkomst van het Smytegeltfonds.