De Dow-Jonesindex noteerde aan het slot 0,9 procent lager op 16.168,03 punten. De brede S&P 500 zakte 0,7 procent tot 1845,73 punten. De technologiebeurs Nasdaq daalde 0,7 procent tot 4277,30 punten.

De S&P bereikte vrijdag nog het hoogste punt ooit, maar nu deden beleggers in New York een stap terug. De beurzen in Europa lieten eerder op de dag al zware verliezen zien.

Naast de ontwikkelingen rond Oekraïne bepalen deze week ook de Amerikaanse banencijfers de handel. Woensdag komt loonstrookverwerker ADP met de banengroei in de private sector en vrijdag volgt het officiële banenrapport van de Amerikaanse overheid. Ook verschijnt woensdag een rapport van de Federal Reserve over de staat van de Amerikaanse economie.

Voor opening van de beurs werd bekendgemaakt dat de uitgaven van consumenten in de Verenigde Staten in januari met 0,4 procent zijn gestegen. De stijging was sterker dan verwacht. Ook werd gemeld dat de bedrijvigheid in de Amerikaanse industrie in februari sterker is toegenomen dan een maand eerder. De bouwuitgaven in de VS zijn in januari licht gestegen, terwijl op een krimp werd gerekend.

Bij de bedrijven stond Berkshire Hathaway in de schijnwerpers. Het investeringsbedrijf van de Amerikaanse beleggingsgoeroe Warren Buffett liet afgelopen weekeinde weten in het vierde kwartaal bijna 10 procent meer winst te hebben geboekt. In heel 2013 behaalde het concern een recordwinst van 19,5 miljard dollar, 31 procent meer dan in het voorgaande jaar. Berkshire Hathaway ging licht omhoog.

General Motors won 0,3 procent. De autofabrikant zag de verkoop op zijn Amerikaanse thuismarkt in februari dalen, maar presteerde wel beter dan kenners hadden voorspeld. Ford Motor deed het juist minder goed met zijn Amerikaanse verkopen en leverde 1,2 procent in.

De grootste Amerikaanse goudproducent Newmont Mining steeg 1,6 procent, dankzij de goudprijs die vanwege de onrust in Oekraïne het hoogste niveau heeft bereikt in 4 maanden.

De mogelijke sancties tegen Rusland zorgden voor een flinke stijging van de olieprijzen. De prijs van Amerikaanse olie steeg 2 procent tot 104,65 dollar per vat. Brent klom 1,7 procent tot 110,96 dollar.

De euro stond op 1,3734 dollar, tegen 1,3765 dollar bij het slot van de Europese handel.