Tere liefde
Johannes 17:1a
„Dit heeft Jezus gesproken, en Hij hief Zijn ogen op naar de hemel.”
Hier zien we de tere liefde van Jezus tot Zijn volk. Als een vroom huisvader de wereld gaat verlaten, zal hij niet alleen bevel aan zijn huis geven, vooral dat zij de dag des Heeren houden, om gerechtigheid te doen. Maar hij zal hen ook met innige verzuchtingen des hemels gunst zoeken aan te bevelen. Zo liefhebbend en vaderlijk handelt de Heiland hier ook voor Zijn geestelijke kinderen, nadat Hij hen zulke wijze en godvruchtige besturingen had gegeven, die hen door het hele leven goed en gelukkig kunnen maken. Nadat Hij hen zo krachtig en vriendelijk vertroost heeft tegen Zijn scheiden, waarover zij met recht ontroerd zijn, beveelt Hij hen ten slotte nu ook in Gods genade, zorg en bewaring aan, in de sterkste en liefderijkste smekingen die ooit gehoord zijn.
Zijn ongewone ijver in zulk heilig en toegenegen bidden blinkt des te helderder in deze nacht. Men mocht denken dat Hij na een gedurig bezig-zijn in Zijn leraarsambt, enige rust voor Zichzelf in de nacht mocht zoeken. Temeer daar zulk een bange zielenstrijd vanbinnen, en de wreedste mishandelingen vanbuiten in diezelfde nacht Hem zouden aanvallen, die Zijn oogleden geen sluimering zouden toelaten, zolang Zijn tijd op de wereld duurde. Toch zien we in dit gebed, wat Johannes zegt, dat Hij de Zijnen die in de wereld waren, liefgehad heeft tot het einde.
Johannes Temmink,
predikant te Amsterdam
(”Het hogepriesterlijk gebed van Christus”, 1769)