Promovendus Wieldraaijer: Kritiek predikanten op stadhouder ongebruikelijk
AMSTERDAM. Openlijke kritiek op de Oranjestadhouders was niet gebruikelijk. Zeker niet in gepubliceerde preken. Pas in de tijd van de patriotten, eind achttiende eeuw, kwamen de eerste aanvallen vanaf de preekstoel.
Dat zei de historicus Matthijs Wieldraaijer donderdagmiddag in de aula van de Vrije Universiteit (VU) Amsterdam bij de verdediging van zijn proefschrift over de beeldvorming van stadhouders in preken in de periode 1584-1795. De promovendus kreeg complimenten voor de grote periode die hij onderzocht en voor het vernieuwende inzicht dat zijn proefschrift brengt.
Prof. dr. J. M. Koppenol, hoogleraar oude letteren aan de VU, vroeg zich af of Wieldraaijer in de selectie van zijn preken voor zijn onderzoek niet te eenzijdig was geweest. Naast de positief getoonzette preken over de Oranjes moet er vanaf preekstoelen ook kritiek zijn geuit, stelde hij. „Neem Jean Taffin, hofpredikant van Willem van Oranje. Die stond een steile leefwijze voor. Aan het hof zag hij iets anders. Hij stak zijn mening echter niet onder stoelen of banken. Hij vertrok, of beter: kreeg zijn ontslag.”
Predikanten waren echter voorzichtig met kritiek, zei Wieldraaijer in zijn verdediging. „Er zijn ook voorbeelden dat predikanten moesten vertrekken na preken met woorden die de stadhouder of regenten onwelgevallig waren.”
De stadhouder kritiseren gebeurde overigens met de Bijbel in de hand, zei de promovendus. De patriottische ds. W. Suermond gebruikte de tekst ”Wee u, land! welks koning een kind is” om kritiek te uiten op de stadhouder, vertelde Wieldraaijer, die daarbij een verband legde met het hoofdredactioneel commentaar van deze krant van 13 februari. Daarin werden dezelfde Bijbelwoorden uit Prediker 10:16 toegepast op het overenthousiaste gedrag van koning Willem-Alexander bij de Olympische Spelen.
Religie en preken speelden een grote rol rond de Glorious Revolution in 1688, toen stadhouder Willem III de rooms-katholieke koning van Engeland verdreef en er koning werd, stelde Wieldraaijer. „De Amerikaanse historicus Steven Pinker drukt de religieuze argumenten voor deze gebeurtenis erg naar de achtergrond.” Wieldraaijer voelt meer voor de benadering van de Engelse historicus Tony Claydon, die wel oog heeft voor de grote rol die religie toen speelde, antwoordde de promovendus een van de opponenten.
De historisch antropoloog prof. dr. H. Roodenburg verbaasde zich over de vroege aandacht voor gevoel en emotie zoals die voorkomt bij preken over stadhouder Willem IV rond 1750. „Een waterrijke geschiedenis, niet alleen in de polders, maar ook in de preekstoel”, grapte hij over de beschrijving van tranen bij Willem IV en de predikanten. Uit andere bronnen blijkt dat de aandacht voor dit onderwerp pas rond 1770 gaat leven, in plaats van al in 1750, zei Roodenburg. Wieldraaijer wees erop dat het inderdaad vroeg is, maar dat er rond 1750 toch al wel „sporen van aandacht voor de nieuwe sensibiliteit” was.
Spindoctors
Prof. dr. I. Leemans, hoogleraar cultuurgeschiedenis aan de VU, had graag gezien dat Wieldraaijer ook bestudeerd had of er vanuit de literatuur invloed is uitgeoefend op de visie van predikanten op de Oranjes. „Maar misschien konden zij voldoende steunen op de spindoctors op de kansels.”