Een kind van een jaar of vier, vijf, komt in een kamer waarin alleen een tafel en een stoel aanwezig zijn. Op tafel ligt een snoepje. Het kind mag het opeten, maar als het die verleiding een kwartier lang kan weerstaan, krijgt het naast dat ene snoepje er een tweede bij.
Amerikaanse onderzoekers voerden deze eenvoudige proef al uit in 1970. Sommige kinderen staken het snoepje direct in hun mond. Anderen probeerden zich te beheersen: ze hielden hun handen voor de ogen of draaiden zich om.
Intussen is het experiment vaak herhaald. Een op de drie kinderen blijkt in staat zich te beheersen. De hoogleraar die de proef uitvoerde, Walter Mischel, ontdekte dat degene die de snoepjes kan laten liggen, later aanzienlijk betere resultaten behaalt op school, zich beter kan concentreren en minder gedragsproblemen heeft.
Het experiment van Mischel heeft een flinke steun in de rug gekregen van een ander beroemd onderzoek. In totaal 1037 kinderen die omstreeks 1972 geboren werden in het Nieuw-Zeelandse stadje Dunedin, zijn opgenomen in een onderzoek dat al meer dan vier decennia duurt.
De meest recente onderzoeken met deze groep laten zien dat zelfbeheersing nog belangrijker is dan de snoeptest van Mischel al deed vermoeden. Wie zich als kind goed kan beheersen, is later gezonder, welvarender en minder vaak betrokken bij criminaliteit en echtscheiding. Het gaat om forse verschillen: van de groep goede zelfbeheersers is 27 procent een alleenstaande ouder met kinderen, bij de groep met de laagste zelfbeheersing is dat 58 procent.
De voor de hand liggende vraag is nu of zelfbeheersing aangeboren is of ontwikkeld kan worden. Mischel bewees in zijn experimenten dat zelfbeheersing en wilskracht relatief eenvoudig aan te leren zijn. Zo’n aangeleerde zelfbeheersing leidt op latere leeftijd ook tot een gunstiger score.
De onderzoeken rond zelfbeheersing zijn interessant met het oog op mediagebruik. Aanbieders van computers en mobieltjes wijzen in hun advertenties graag op de hoge snelheid, de enorme opslagcapaciteit en de onbeperkte belbundel. Grenzeloosheid is het motto in medialand.
In het experiment van Mischel zou dat erop neerkomen dat er niet één, maar honderden snoepjes op tafel liggen terwijl niemand toekijkt. Dan moet je sterk in je schoenen staan om ervan af te blijven.
Des te belangrijker is het dat kinderen en jongeren –in gezin, school en kerk– zelfbeheersing aanleren als basishouding bij het omgaan met media. Niet alleen vanwege de gevaren van porno- en gameverslaving, niet alleen omdat zulke kinderen er later beter aan toe zijn en niet alleen omdat matigheid een van de deugden uit de klassieke oudheid is. Maar omdat de Bijbel overdaad en gulzigheid veroordeelt en matigheid aanbeveelt (Gal. 5:22 en 2 Petr. 1:6).
Hier past wel voorzichtigheid. Paulus en Petrus beschrijven matigheid als vrucht van wedergeboorte en richten zich tot mensen die door Gods Geest geleid worden. Dat valt niet zomaar te vergelijken met het aanleren van trucjes om een snoepje te laten liggen of een WhatsAppbericht te negeren.
Toch staat dit niet los van elkaar. We kunnen geen hoge dunk hebben van de menselijke macht om zonde te weerstaan. Daar is Paulus duidelijk over in Romeinen 7. En werkelijke gehoorzaamheid aan Gods geboden is alleen mogelijk vanuit het geloof.
Maar daarnaast geeft God in Zijn algemene genade ook een weerhouding van de zonde. Het heeft dus wel degelijk zin om kinderen en jongeren te leren zich te beheersen als ze in verleiding komen. Je stopt niets in je mond als je langs de snoepbakken loopt bij Kruidvat. Je onthoudt je van seksuele gemeenschap tot je huwelijk. Je laat je mobiel beneden als je naar bed gaat.
Wie heerst over zijn geest, is sterker dan die wie een stad inneemt, zegt Salomo. Want wie nú het snoepje laat liggen, krijgt er straks twee. Daarin ligt voor christenen nog een veel diepere les.
De auteur is adjunct-hoofdredacteur van het Reformatorisch Dagblad en lector nieuwe media aan Driestar Hogeschool. Reageren? welbeschouwd@refdag.nl