Koninklijke kerkgangers in Soest en Baarn
Nu prinses Beatrix weer op Kasteel Drakensteyn in Lage Vuursche woont, heeft de Utrechtse Heuvelrug zijn koninklijke bewoners terug. In voorgaande eeuwen waren ze nauw betrokken bij de omliggende dorpen en de plaatselijke kerken.
Als de Prins van Oranje –de latere koning Willem II– en zijn vrouw Anna Paulowna Soestdijk als zomerverblijf kiezen, leggen ze contacten met de kerken in de contreien van het paleis. De prins bezoekt de hervormde kerken van Baarn en Soest regelmatig, soms samen met zijn vrouw.
Hij lijkt een voorkeur voor Soest te hebben. Zo schenkt hij die kerk in 1819 een orgel. Ook weten we uit archiefstukken dat hij bij ds. P. Attendoorn l’Allemand, die van 1818 tot 1830 in Soest staat, deelneemt aan het avondmaal.
De gemeenten verheugen zich ook in de financiële voordelen die de vorstelijke bewoners met zich meebrengen. In 1818 richt het prinselijk paar een commissie van weldadigheid op. De predikanten en pastoors van Soest en Baarn maken daarvan deel uit, samen met de schouten. Het doel van de commissie is het verschaffen van kleding, voeding, werk en onderwijs. Er komen spin-, naai- en breischolen voor meisjes en jongens leren rekenen en schrijven. De geestelijken zorgen voor de distributie van gelden en goederen en brengen de „voorschriften van den godsdienst en zedekunde” in de praktijk.
Gebed
Prinses Anna Paulowna drukt haar stempel op het onderwijs: zij bepaalt wat de kinderen voorgelezen krijgen en schrijft voor wat ze dagelijks moeten bidden. Uit archiefstukken weten we dat ze in 1852 dit gebed uitspreken: „Almagtige God! Wij bidden U om Uwe ondersteuning bij dit ons werk! Laat het onderwijs dat wij mogen ontvangen, ons tot nut verstrekken en onze vlijt aanmoedigen en dat wij steeds geneigd mogen zijn, om U gehoorzaam en onderworpen te leven.
Bescherm, o God! het dierbaar leven van onze Koningin-Moeder! welke deze school ter bevordering van onze kennis en bekwaamheden zoo goedgunstig heeft opgerigt! Geef! liefderijk Vader! dat wij geheel ons leven dankbaar zijn voor deze nuttige opleiding, en vergeef ons ook genadig alle onze zonden, om Jezus’ wille! Amen.”
Jaarlijks schenkt het hof 2500 gulden en daarnaast geeft de vorstin incidenteel nog flinke bedragen. De commissie legt vier keer per jaar verantwoording af van de bestede geleden en een- of tweemaal per jaar worden de commissieleden uitgenodigd voor een diner op Paleis Soestdijk.
Vanwege de commissie is er dus geregeld contact met het hof. Voor enkele geestelijken leidt dit tot een persoonlijker omgang: pastoor W. Steenhoff en ds. J. J. Bos, beiden uit Soest, komen later nog op Anna Paulowna’s paleisje Buitenrust op audiëntie. Helaas is het karakter van deze bezoeken niet bekend.
Verzuim
De predikanten en pastoors wordt ook opgedragen om in de erediensten voor de vorstelijke bewoners te bidden. Als er andere predikanten voorgaan, dienen zij van deze verplichting op de hoogte te worden gesteld. Ds. A. A. C. Bonnet, die van 1841 tot 1847 in Soest staat, vergeet eens een gastpredikant, „een jeugdig herder”, te instrueren. Een adjudant van het hof laat meteen weten dat de koningin de „verpligting, zoo aloud als eerbiedwaardig” gemist heeft en dat als een „onverschonelijk verzuim” beschouwt.
De kwestie wordt niet alleen met ds. Bonnet persoonlijk afgehandeld, maar met de gehele commissie. Ds. Bonnet maakt excuses en de commissie moet beloven dat zij „alle haren invloed zal aanwenden” om zo’n verzuim in de toekomst te voorkomen.
Juliana en Bernhard
In 1937 vestigen prinses Juliana en prins Bernhard zich op Soestdijk. De kranten berichten dat ze naar de hervormde kerk van Soest komen, „in navolging van wijlen H. M. de Koningin-Moeder.” Men herinnert zich Emma, in 1934 overleden, als een trouw kerkganger. In de Soester Pauluskerk ligt Emma’s psalmboek nog; bij de restauratie van het gebouw in 1957 wordt het overbracht naar een archief.
In de eerste kerkdienst die de pasgetrouwde Juliana en Bernhard in Soest bijwonen, gaat ds. E. Groeneveld voor en verwelkomt de gemeente hen met het zingen van Psalm 118:7. Als het paar de kerk verlaat, speelt het orgel ”Wilt heden nu treden”.
Enkele maanden later melden de kranten dat prinses Juliana zich alleen naar de kerk begeeft. De vermelding dat ze hartelijk toegewuifd wordt, lijkt de absentie van prins Bernhard te moeten compenseren. Af en toe laat de prins zich nog zien in de kerk. Zo gaat het paar eens op Goede Vrijdag aan het avondmaal bij ds. Groeneveld.
Als Juliana koningin is, bezoekt ze in Baarn graag de doopsgezinde gemeente waarvan ze de predikante kent uit haar studententijd. Ook komt ze in de vrijzinnige geloofsgemeenschap in Baarn en de remonstrantse gemeente in Bussum.
Pastoraat
Het blijft een vraag of de predikanten uit Baarn en Soest ook pastoraal, vermanend, vertroostend opgetreden zijn. Misschien blijkt dat ooit uit nu nog gesloten archieven van Juliana en Bernhard.
Het laatste nieuws over koninklijke kerkgangers in de regio Baarn/Soest is dat de Regenboogkerk in Hilversum op kerstavond 2013 bezocht is door de koninklijke familie.
Wat bij alle veranderingen een constante factor kan zijn: de voorbede voor het Oranjehuis. Maar nu zonder sancties, geheel vrijwillig.
Dr. J. de Jong-Slagman is docent aan Driestar Hogeschool in Gouda. Ze promoveerde in april 2012 op een onderzoek naar de hofpredikers in de 19e eeuw. Voor Driestar Onderwijsadvies stelt ze een serie lesbrieven over twee eeuwen koningshuis samen, waarvan de eerste eind januari verscheen.
Koninginnebanken
Zowel in de Stulpkerk in Lage Vuursche (vlak bij Kasteel Drakensteyn) als in de Pauluskerk in Baarn kan prinses Beatrix over een echte koninginnebank of koningsbank beschikken.
Die in de Stulpkerk in Lage Vuursche werd gebouwd voor de eigenaren van landgoed Ewijckshoeve. Prins Hendrik der Nederlanden (1820-1879) –zoon van koning Willem II– kocht het landgoed en kreeg de bank daarna aangeboden door de kerk. Hij aanvaardde het aanbod en betaalde 300 gulden per jaar voor het gebruik. De bank is in ieder geval gebruikt door prins Hendrik, koningin Emma en koningin Wilhelmina. Na het vertrek van koningin Beatrix naar Den Haag in 1981 betaalde de koninklijke familie geen huur meer voor de bank.
De statige bank in de Pauluskerk van Baarn dateert van eind zeventiende eeuw. Hij is gebouwd voor stadhouder Willem III. In ieder geval is hij één keer gebruikt door deze stadhouder. Koningin Juliana en prins Bernhard zaten in de bank tijdens hun incidentele bezoeken aan de kerk. Prinses Juliana is de laatste gebruikster geweest.